Vrij zeldzaam. Komt lokaal voor op de Veluwe; elders op de zandgronden en in de duinen af en toe een waarneming. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze Orthosia-soort heeft een gedrongen, sterk behaard borststuk en een tamelijk spits toelopende voorvleugel met een rechte voorrand. De kleur van de voorvleugel varieert van licht staalgrijs via geelachtig grijs en warm donkergrijs of donkerbruin tot grijsachtig zwart. Een brede donkere middenschaduw vormt een band die het vaak duidelijk afgetekende middenveld voor een groot deel opvult; bij sommige bruine exemplaren kan de band vaag zijn, maar hij blijft wel zichtbaar. De binnenste lob van de niervlek is niet donker gevuld. De golflijn loopt in vergelijking met de meeste andere Orthosia-soorten opvallend recht.
Tot 40 mm; lichaam boven de spiracula donker purperachtig bruin of grijsachtig groen, onder de spiracula bleekgroen; over de rug drie fijne, witachtige lengtestrepen; kop bleek okerkleurig.
De voorvleugel van de populierenvoorjaarsuil (O. populeti) heeft een meer gebogen voorrand en een meer afgeronde achterrand waardoor de vleugel minder spits toeloopt. Meestal zijn langs de golflijn plaatselijk zwarte vlekjes aanwezig en de middenschaduw is slechts smal en meestal vaag; het mannetje heeft geveerde antennen. De variabele voorjaarsuil (O. incerta), die meestal iets groter is, heeft een licht gebogen voorrand en een vrij rechte achterrand waardoor de voorvleugel minder spits toeloopt; de vleugelpunt is wel enigszins hoekig. Bovendien bestaat de donkere band op de voorvleugel bij de variabele voorjaarsuil meestal uit een donker vlekkerig patroon. Beide gelijkende soorten hebben een minder sterke beharing op het borststuk.
populierenvoorjaarsuil
Orthosia populeti
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half maart-half mei in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes en bloemen van sleedoorn.
Rups: mei-juli. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Diverse kruidachtige planten, struiken en loofbomen, waaronder zuring, wilg, berk, struikhei en bosbes.
Vooral heiden; ook natte graslanden, moerasachtige gebieden, schorren, kwelders en slikken.
Vrij zeldzaam. Komt lokaal voor op de Veluwe; elders op de zandgronden en in de duinen af en toe een waarneming. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam en zeer lokaal in Wallonië; alleen inheems in de veengebieden van de Hoge Ardennen in Luik en Luxemburg.
Midden- en Noord-Europa en naar het oosten tot Midden-Azië. Naar het westen en noorden Frankrijk, de Britse eilanden tot Zuid-Scandinavië. In het zuiden tot de Alpen-zuidrand en de Balkan.
Voorjaarsuilen vliegen vroeg in het jaar. De meeste zijn Orthosia-soorten.
Een brede donkere middenschaduw vormt een band die het vaak duidelijk afgetekende middenveld voor een groot deel opvult.
Orthosia: orthosis is recht maken. De aandacht wordt erop gevestigd dat dit genus anders is dan b.v. dat van Lacanobia, dit genus heeft een rechte subterminale lijn. Orthosia was ook een aanroepnaam van Artemis en waarschijnlijk had Ochsenheimer beide mogelijkheden in gedachten.
opima: opimus is vet, rijk, overdadig. Geen van deze betekenissen kan in verband worden gebracht met deze vlinder.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
veenheide-uil
Acronicta menyanthidis
gewone velduil
Agrotis segetum
helmgrasuil
Mythimna litoralis
kuifvlinder
Cucullia verbasci
donker halmuiltje
Oligia latruncula
zandstofuil
Caradrina selini