Vrij zeldzaam. De soort komt lokaal voor in bosachtige gebieden in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. Op de vliegplaatsen kan de soort heel talrijk zijn; bij zonnig weer worden soms honderden exemplaren tegelijk waargenomen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. De bruine vlekken op de gele voor- en achtervleugel zijn kenmerkend. De intensiteit van het geel en de donkere tekening zijn enigszins variabel.
Klaverspanner (Chiasmia clathrata) en oranje bremspanner (Isturgia limbaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
klaverspanner
Chiasmia clathrata
GEOMETRIDAE: Ennominae
oranje bremspanner
Isturgia limbaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Eind april-begin juli in één generatie; exemplaren van een zeldzame partiële tweede generatie kunnen tot begin augustus vliegen. De vlinders zijn vooral bij zonnig weer overdag actief.
Rups: juli-september. De soort overwintert als pop in de grond of in de strooisellaag.
Diverse kruidachtige planten, waaronder valse salie.
Vooral open bossen en heiden; ook struwelen en ruige graslanden.
Vrij zeldzaam. De soort komt lokaal voor in bosachtige gebieden in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. Op de vliegplaatsen kan de soort heel talrijk zijn; bij zonnig weer worden soms honderden exemplaren tegelijk waargenomen. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen wijdverbreid en lokaal algemeen. Komt over het hele land voor, maar ontbreekt in grote delen van West- en Oost-Vlaanderen en Haspengouw. In Wallonië vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië in het zuiden Italië, de Balkan, de Zwarte Zee en de Kaukasus. De oostelijkste vindplaats ligt in Centraal-Azië (Tarbagatei-gebergte).
Het boterbloempje is metaforisch naar de boterbloem genoemd, en wel in de eerste plaats vanwege de overeenkomende kleur geel. (De boterbloem is waarschijnlijk genoemd naar de kleur van boter, hoewel die ook vroeger in de meeste gevallen lichter was dan de kleur van de boterbloem; bijkomend aspect is de dat de plaat van de kroonblaadjes van de boterbloem glansde als boter [Weeda, Westra & al. 1985, Nederlandse oecologische Flora I, p.236, middelste kolom].
Ter Haar noemt in zijn boek Onze Vlinders [voetnoot=literatuur-23] nog niet de Nederlandse naam boterbloempje voor Pseudopanthera macularia, maar uit zijn tekst bij deze soort blijkt dat de naam op dat moment wel de status van metafoor-in-wording had. Hij schrijft: “Zoo werden in de jaren 1877, 1878 en 1879 honderden exemplaren in de Meerwijk bij Nijmegen gezien en werd het Louise-dal verlevendigd door de “vliegende boterbloempjes” ; ... (p.391).
Pseudopanthera: pseudos is vals en panthera is een panter, naar de zwarte vlekken op de gele ondergrond.
macularia: macula is vlek, uiteraard slaand op de vele vlekken op de vleugels.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
drievlekdwergspanner
Eupithecia trisignaria
dwarsbanddwergspanner
Eupithecia subumbrata
bruine heispanner
Selidosema brunnearia
schermbloemdwergspanner
Eupithecia tripunctaria
tweevlekspanner
Lomographa bimaculata
vroege walstrospanner
Colostygia multistrigaria