Zeldzaam. Een soort met een zeer lokale verspreiding. Waarnemingen komen uit de noordelijke duinen, de Utrechtse Heuvelrug en het noorden van Limburg; daarbuiten komt de soort nauwelijks voor. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 12-14 mm. De voor- en achtervleugel zijn bruingeel of rozeachtig bruin en vaak sterk gespikkeld. De oogjes op de vleugel zijn meestal duidelijk. Doorgaans is in het middenveld, en soms ook in het wortelveld van de voor- en achtervleugel een extra dichte rozerood tot bruin gekleurde bespikkeling aanwezig. In de meeste gevallen is een meer of minder duidelijke middenschaduw aanwezig. Langs de achterrand van de vleugel bevinden zich gewoonlijk donkere vlekken.
De gestippelde oogspanner (C. punctaria) mist de oogjes op de vleugels. De vlinders van de tweede generatie van de gele oogspanner (C. linearia) missen de duidelijke spikkeling op de vleugels. Zie ook de oranjerode oogspanner (C. puppillaria) en de zeer zeldzame bruine oogspanner (C. quercimontaria)
en de geelbruine oogspanner (C. ruficiliaria).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen enkele Cyclophora-soorten.
bruine oogspanner
Cyclophora quercimontaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
oranjerode oogspanner
Cyclophora puppillaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
geelbruine oogspanner
Cyclophora ruficiliaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gele oogspanner
Cyclophora linearia
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gestippelde oogspanner
Cyclophora punctaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
De rupsen van de Cyclophora-soorten zijn zeer variabel. Per soort zijn er diverse (kleur)varianten: er zijn rupsen met een soort ‘zijstrepen’, er zijn vrijwel egale groene varianten en vrijwel egaal bruinoranjeachtige varianten.
De vrijwel egaal groene variant lijkt op berkenoogspanner (Cyclophora albipunctata), gele oogspanner (Cyclophora linearia) en oranjerode oogspanner (Cyclophora puppillaria).
De vrijwel egaal bruinoranjeachtige variant lijkt op berkenoogspanner (Cyclophora albipunctata) en gele oogspanner (Cyclophora linearia).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
berkenoogspanner
Cyclophora albipunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
oranjerode oogspanner
Cyclophora puppillaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gele oogspanner
Cyclophora linearia
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Eind april-eind augustus in twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen in kleine aantallen op licht.
Rups: juni-juli en september-oktober. De soort overwintert als gordelpop aan een eikenblad.
Eik en berk, hoewel berk mogelijk onjuist is.
Bossen, heiden en struwelen, met een voorkeur voor eikenstruwelen en eikenhakhout op warme beschutte plaatsen.
Zeldzaam. Een soort met een zeer lokale verspreiding. Waarnemingen komen uit de noordelijke duinen, de Utrechtse Heuvelrug en het noorden van Limburg; daarbuiten komt de soort nauwelijks voor. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Verspreide vindplaatsen in het oosten van het land. Zeldzaam in Wallonië ten zuiden van Samber en Maas.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief Engeland tot Wit-Rusland en de Baltische staten. In Scandinavië alleen Denemarken en de zuidpunt van Zweden; in het zuiden: van de westelijke eilanden van de Middellandse Zee en Italië tot de Balkan en de Zwarte Zee.
Oogspanners hebben alle een meer of minder duidelijk oog op de voorvleugels. Eik is een belangrijke waardplant van deze oogspanner.
Cyclophora: kuklos is een ring en phoreo is dragen. De discale vlekken op de voorvleugels van een aantal soorten.
porata: porus is tufsteen, kalksteen, bleek met soms wat donkerder vlekjes. Komt van de gespikkelde vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zomerbremspanner
Chesias rufata
blauwrandspanner
Plemyria rubiginata
heidedwergspanner
Eupithecia satyrata
schildstipspanner
Idaea biselata
eikendwergspanner
Eupithecia dodoneata
Struikheidedwergspanner
Eupithecia goossensiata