Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorrand en de achterrand van deze chocoladebruine of roodachtig bruine uil vormen een vrij rechte hoek en de vleugelpunt is scherp. Opvallend is de wit of crèmekleurig omrande niervlek, waarin een witachtig halvemaanvormig vlekje ligt. Sommige exemplaren zijn vrij effen getekend; van de tekening zijn vrijwel alleen de niervlek en een donkere golvende zone langs de achterrand zichtbaar. Ook komen exemplaren voor met een duidelijker afstekende tekening; vanuit de witachtige niervlek lopen één of twee witte aders het zoomveld in en er loopt vaak een witte ader richting de vleugelwortel. Bovendien hebben deze exemplaren een opvallende lichte band in het zoomveld, waarvan de binnenrand duidelijk recht is; de band contrasteert met de donkere zone langs de achterrand. Zowel de grootte als de kleur zijn variabel.
Tot 32 mm; huid zacht en glad, enigszins glinsterend; lichaam donker grijsachtig bruin, soms met een groenachtige zweem, met over de rug drie iets lichtere lengtestrepen; stippen donkerbruin en opvallend; nekschild op segment één glimmend zwart; kop glimmend bruin.
De Amphipoea-soorten hebben een groot aantal fijne dwarslijnen op de voorvleugel. Zie ook de halmrupsvlinder (Mesapamea secalis), het weidehalmuiltje (M. secalella) en de wollegras-uil (Celaena haworthii).
wollegras-uil
Celaena haworthii
NOCTUIDAE: Hadeninae
weidehalmuiltje
Mesapamea secalella
NOCTUIDAE: Hadeninae
halmrupsvlinder
Mesapamea secalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: maart-juli. De rups leeft in de stengel en de wortel van de waardplant. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
Gele lis en galigaan; mogelijk ook pijpenstrootje.
Vooral moerassen en rietlanden.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen. Wijdverbreid in alle provincies en lokaal talrijk. In Wallonië zeer zeldzaam, met enkel recente waarnemingen uit Henegouwen.
Europa: noordelijk tot Noord-Schotland, Midden-Scandinavië en Karelië. Naar het zuiden tot in de zuidelijke Alpendalen van Zuidoost-Frankrijk tot Slovenië, Joegoslavië, Bulgarije (een geïsoleerd voorkomen op Sardinië en een enkele vangst in Midden-Griekenland). Dwars door Noord- en Midden-Azië, zuidelijk tot de Kaukasus en verder tot Noord-China, Korea en Japan.
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
De gele lis is een belangrijke waardplant voor deze boorder.
leucostigma: leukos is wit en stigma is een vlek, naar de kleine bleke niervlek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
florida-uil
Spodoptera exigua
vlekdaguil
Heliothis peltigera
grijze stofuil
Hoplodrina respersa
gewone breedvleugeluil
Diarsia rubi
bruine breedvleugeluil
Diarsia brunnea
tweestreepgrasuil
Mythimna turca