Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 14-18 mm. Deze stevig gebouwde uil is variabel in grootte; ook de breedte en de kleur van de ruw aandoende voorvleugel kunnen variëren. De kleur loopt uiteen van dof strokleurig, via licht- en donkerbruin tot zwartachtig bruin; meestal zijn de vleugels fijn grijs gespikkeld. De zwarte, vaak licht afgezette centrale dwarslijnen markeren het donkerdere middenveld. De niervlek en de ringvlek zijn vaak gedeeltelijk zwartgerand. Soms is een kleine tapvlek zichtbaar, maar meestal is deze opgenomen in een brede donkere verbindingsbalk tussen de centrale dwarslijnen. De tekening op de voorvleugel varieert in intensiteit, maar het basispatroon is constant. De achtervleugel is wit, zelden bruinachtig wit of soms grijs en enigszins doorschijnend, waardoor de lichtbruine aderen te zien zijn.
Tot 35 mm; plomp, huid glanzend en geplooid; lichaam vuil geelachtig wit, donkerder op de rug; nek- en anaalschild op resp. segment één en dertien geelachtig bruin; spiracula rozeachtig met zwarte rand; kop glimmend geelachtig bruin.
Half juli-begin oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en zijn ´s nachts rustend op grassen aan te treffen. De vlinders nemen geen voedsel op.
Rups: september-juni. De rups leeft in de grond tussen de wortels van de waardplant, waar ook de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als rups.
Diverse grassen, waaronder kweek; ook granen.
Graslanden, landbouwgebieden, tuinen, bosranden en duinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal talrijk.
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) en via het grootste deel van Europa naar Klein-Azië. In Europa noordelijk tot de Orkney-eilanden, de Hebriden, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Zuid-Finland. Naar het zuiden tot Zuid-Italië, Sicilië en Bulgarije (nog niet gesignaleerd in Albanië, Macedonië en Griekenland.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Op veel plaatsen in ons land een heel gewone vlinder.
Luperina: mogelijk van luperinus, een vorm van lupus is een wolf. Wijzend op de grijze kleur van de vlinders, aldus Macleod. Een moeilijkheid is dat Boisduval en tijdgenoten hun namen van Griekse woorden afleidden en het is niet aannemelijk dat dit een uitzondering zou zijn. Een andere mogelijkheid is dat er een schrijffout is opgetreden en dat het eigenlijk Lyperina had moeten zijn en dat zou moeilijk, moeizaam betekenen, wijzend op de saaie kleuren. Maar nu geeft de Latijnse uitgang -inus problemen, want dat kan niet worden toegevoegd aan een Griekse stam.
testacea: testaceus is de kleur van bakstenen. Dit is een variabele soort en mogelijk zijn de Weense soorten roder dan die van ons; andersom kan natuurlijk ook: hun bakstenen zijn minder rood.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gestreepte rietuil
Leucania obsoleta
roodbont heide-uiltje
Anarta myrtilli
gevlekte winteruil
Conistra rubiginea
granietuil
Lycophotia porphyrea
bruine herfstuil
Sunira circellaris
gele duinrietboorder
Photedes fluxa