Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-22 mm. De grondkleur varieert van wit of bruinwit tot bruin of grijsbruin en de tekening is donkerbruin of grijsachtig. Opvallend is het donkerbruine 'vierkante' vlekje langs de buitenste van de centrale dwarslijnen: daarin zijn vaak twee donkere streepjes te zien die deel uitmaken van de adervork; boven de dwarslijn is deze ader vaak wit. Bij de achterrand van de voorvleugel bevinden zich twee donkere pijlvormige vlekjes. Verder is deze soort zeer variabel. Het vrouwtje heeft iets smallere vleugels en vlinders van de tweede generatie zijn veel kleiner en vaak lichter dan die van de voorjaarsgeneratie. De antennen zijn nooit geveerd.
Zie de geringde spikkelspanner (Cleora cinctaria), de vierkantspikkelspanner (Paradarisa consonaria), de witvlekspikkelspanner (Parectropis similaria) en de ringspikkelspanner (Hypomecis punctinalis).
geringde spikkelspanner
Cleora cinctaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
witvlekspikkelspanner
Parectropis similaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
ringspikkelspanner
Hypomecis punctinalis
GEOMETRIDAE: Ennominae
vierkantspikkelspanner
Paradarisa consonaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Februari-eind augustus in twee generaties; soms gevolgd door een kleine partiële derde generatie tot in november. De vlinders worden overdag soms rustend op boomstammen gevonden. Ze komen goed op licht.
Rups: april-begin september. De soort overwintert als pop in de grond.
Diverse loofbomen en struiken. Ook op bijvoet.
Vooral loofbossen; ook struwelen, parken en tuinen in bosachtige gebieden.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa tot Oost-Azië, bovendien in Noord-Amerika; in het zuiden: van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Balkan, Klein-Azië en de Kaukasus tot Kazachstan; in het noorden tot de poolcirkel.
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Deze soort is in ons land de gewoonste spikkelspanner.
Ectropis: ektropos is wegdraaien, naar het sinusvormige verloop van de lijnen.
crepuscularia: crepusculum is schemering, de vliegtijd van de vlinder.
bistortata: bis- is twee keer en tortus is geweven, verwijzend naar de dubbele bocht in de postmediane lijn.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
grijze dwergspanner
Eupithecia subfuscata
getekende rozenspanner
Anticlea derivata
dunvlerkspanner
Lycia hirtaria
zwartvlekspikkelspanner
Menophra abruptaria
zomerbremspanner
Chesias rufata
gevlekte zomervlinder
Comibaena bajularia