Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Te onderscheiden van verwante soorten door de brede afgeronde voorvleugel en de sterk gebogen voorrand. Verse vlinders hebben een zijdeachtig glans. Grijze exemplaren hebben langs de voorrand een smalle bleekgele streep, die naar de punt toe smaller wordt en niet altijd even duidelijk is. In Nederland komen ook effen gele exemplaren voor. De vlinder houdt in rust de vleugels plat boven het lichaam.
Tot 25 mm; lichaam aan de bovenzijde fluweelzwart, aan de onderzijde zwartachtig bruin, overdekt met grijze haartjes, die op kleine verheven wratjes staan ingeplant; over de rug twee oranje lengtestrepen, soms tot een rij oranje vlekjes gebroken; kop glimmend zwart.
Zie het geel beertje (E. sororcula), het naaldboombeertje (E. depressa) en het plat beertje (E. lurideola).
plat beertje
Eilema lurideola
EREBIDAE: Arctiinae
geel beertje
Eilema sororcula
EREBIDAE: Arctiinae
naaldboombeertje
Eilema depressa
EREBIDAE: Arctiinae
Klein kokerbeertje (Eilema pygmaeola) en streepkokerbeertje (Eilema complana).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
klein kokerbeertje
Eilema pygmaeola
EREBIDAE: Arctiinae
streepkokerbeertje
Eilema complana
EREBIDAE: Arctiinae
Half juni-eind september in één, soms twee generaties. De vlinders kunnen overdag rustend op bladeren worden aangetroffen of uit struiken worden geklopt. Ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere koninginnenkruid.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als rups en verpopt zich een spinsel van mos en korstmos.
(Korst)mossen en algen op diverse bomen en struiken.
Moerassen, natte weilanden, vochtige bossen en andere natte plaatsen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Zeer algemeen in het hele land.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via West-Europa inclusief het zuiden van Engeland, via de gematigde zone tot Oost-Azië. Naar het zuiden van het noordelijke Middellandse Zeegebied tot Voor-Azië. Naar het noorden tot Zuid-Finland.
De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
Dit vlindertje houdt in rust de egaal gekleurde vleugels plat boven het lichaam.
Eilema: eilema is een sluier, een voile; een aantal soorten in dit genus houdt in rust de vleugels helemaal rond het lijf gerold alsof ze zich afzonderen onder een sluier. Zie ook bij E. complana. Spiris heeft dezelfde strekking.
griseola: griseus is grijs, naar de kleur van de voorvleugels. De uitgang -ola werd gebruikt voor de Eilema's; Hübner was de eerste die dat deed en andere auteurs volgden dat voorbeeld.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
felgeel beertje
Eilema lutarella
populierenweeskind
Catocala elocata
grote beer
Arctia caja
sint-jacobsvlinder
Tyria jacobaeae
meriansborstel
Calliteara pudibunda
phegeavlinder
Amata phegea