Een trekvlinder die voor het eerst is waargenomen in 2015 in Zuid-Holland. Recent is met terugwerkende kracht vastgesteld dat de soort al in 2006 is gefotografeerd in bunkers in Noord-Holland.
Voorvleugellengte: 13–16 mm. Deze variabele middelgrote snuituil heeft een vrij spits toelopende voorvleugel met vrij rechte randen; het vleugelpuntje wijkt doorgaans heel licht naar buiten. De vleugel vertoont een gemarmerd patroon van donker- en lichtbruine, grijze en witachtige kleuren, meestal met een sterke afwisseling van donkere en lichtere partijen. Soms komen echter meer gelijkmatig gekleurde exemplaren voor. Doorgaans duidelijk zichtbaar is de onregelmatig getande buitenste dwarslijn met een lichte tot witachtige afzetting aan de buitenzijde. Deze afzetting gaat in de binnenrandhelft van de vleugel over in een ‘beschimmelde’ grijze zone en in de voorrandhelft in een lichte of witachtige zone. Het laatst genoemde deel is doorgaans zichtbaar als een opvallende lichte vlek en vormt een belangrijk onderscheidend kenmerk. Ook bij de sterk gelijkmatig gekleurde exemplaren met weinig tekening is deze overgang nog als lichte veeg zichtbaar. Het middenveld bevat soms een duidelijk, drie- tot vierhoekig veld langs de voorrand zoals bij de brandnetelsnuituil (H. obesalis). Bij niet al te donkere exemplaren zijn in dit veld de niervlek en de ringvlek duidelijk zichtbaar. De laatste is zichtbaar als een zwarte stip. In de buurt hiervan, schuin naar de binnenrand van de vleugel toe, ligt een tweede zwarte stip. Samen vormen ze de ‘dubbelstip’ waar de soort zijn naam aan dankt.
De voorvleugel van de hopsnuituil (H. rostralis) heeft een meer gebogen voorrand en een S-vormige achterrand; het vleugelpuntje wijkt duidelijker naar buiten. De vlinders hebben over het algemeen een minder bont uiterlijk, maar wel een opvallende tweedeling tussen een donker wortel- plus middenveld en een lichter zoomveld. De buitenste dwarslijn die deze tweedeling markeert heeft een regelmatiger verloop. De ringvlek is geheel of gedeeltelijk grijs, en ook groter. Bij de grotere brandnetelsnuituil (H. obesalis)is alleen in de voorrandhelft van de vleugel sprake een witachtig afgezette buitenste dwarslijn die de grens tussen het middenveld en het zoomveld markeert. Een duidelijk markering van de grens in de binnenrandhelft ontbreekt. Verder is de buitenste dwarslijn regelmatiger en sterker getand en geschulpt. Ook ontbreekt een lichte zone aan de buitenzijde.
Sinds kort ook de glaskruidsnuituil (H. lividalis), maar die is niet zo bont bespikkeld en heeft een scherpe kleurscheiding bij de dwarslijn.
brandnetelsnuituil
Hypena obesalis
EREBIDAE: Hypeninae
glaskruidsnuituil
Hypena lividalis
EREBIDAE: Hypeninae
hopsnuituil
Hypena rostralis
EREBIDAE: Hypeninae
Van juli tot augustus en van september tot oktober in twee generaties. De vlinders komen zelden op licht.
De soort overwintert als vlinder in gebouwen en verschijnt weer rond maart.
Waardplanten Glaskruid en Brandnetel soorten (fam. Urticaceae).
O.a. duinen.
Een trekvlinder die voor het eerst is waargenomen in 2015 in Zuid-Holland. Recent is met terugwerkende kracht vastgesteld dat de soort al in 2006 is gefotografeerd in bunkers in Noord-Holland.
De soort vliegt in het westelijk Middellandse zeegebied en heeft meerdere generaties.
Slechts twee waarnemingen (2010 en 2016).
Hypena: hypene is een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.
obsitalis: obsitus betekent bedekt met iets. Zoals de voorvleugel met zwarte vlekken en strepen bestrooid is.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
plat beertje
Eilema lurideola
plakker
Lymantria dispar
bosbessnuituil
Hypena crassalis
donkerbruine snuituil
Idia calvaria
geel grasbeertje
Coscinia striata
glad beertje
Eilema griseola