Vrij zeldzaam. Een soort waarvan de verspreiding beperkt is tot het zuidelijk deel van het land; Nederland ligt aan de noordrand van het Europese areaal. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: ♂ 25-30 mm, ♀ 30-38 mm. Deze soort lijkt sterk op de verwante hermelijnvlinder (C. vinula), maar is veel witter van kleur en daardoor contrastrijker. Het achterlijf is opvallend zwart.
Zie de hermelijnvlinder (C. vinula).
hermelijnvlinder
Cerura vinula
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Hermelijnvlinder (Cerura vinula), berkenhermelijnvlinder (Furcula bicuspis), kleine hermelijnvlinder (Furcula furcula) en wilgenhermelijnvlinder (Furcula bifida).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
hermelijnvlinder
Cerura vinula
NOTODONTIDAE: Stauropinae
berkenhermelijnvlinder
Furcula bicuspis
NOTODONTIDAE: Stauropinae
kleine hermelijnvlinder
Furcula furcula
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Mei-juli in één generatie. Vooral de mannetjes komen op licht. Bij verstoring houden de vlinders zich dood en krommen ze hun lichaam, waarbij de geeloranje ringen tussen de segmenten van het achterlijf goed zichtbaar zijn.
Rups: juli-augustus. Jonge rupsen leven op de bovenzijde van de bladeren, waar ook de opvallend grote en platte eieren worden afgezet. De rups lijkt sterk op die van Cerura vinula maar heeft een witte vlek die vanuit de zadelvlek op de rug doorloopt in de richting van het tweede paar buikpoten. De soort overwintert als pop in een harde cocon waarin houtsplinters verwerkt zijn.
(Ratel)populier en wilg.
Bossen langs rivieroevers en andere vochtige plaatsen met populieren en wilgen.
Vrij zeldzaam. Een soort waarvan de verspreiding beperkt is tot het zuidelijk deel van het land; Nederland ligt aan de noordrand van het Europese areaal. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land, maar doorgaans waargenomen in lage aantallen. Sterk toegenomen.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland (Pyreneeën en het gebergte aan de kust) via West-Europa zonder de Britse eilanden en Midden-Europa via de gematigde zone tot Oost-Azië (Amoergebied, Kamtsjatka). In het zuiden verloopt de areaalgrens via Midden-Italië en de noordelijke Balkanlanden oostwaarts tot de Zwarte Zee. In het noorden via Noord-Duitsland tot de Baltische staten.
De witte hermelijnvlinder heeft een overwegend wit uiterlijk met een klein beetje zwart. Dat komt overeen met het winterkleed van het zoogdiertje hermelijn. De wetenschappelijke soortnaam van deze vlinder is erminea. De wetenschappelijke soortnaam van het zoogdiertje hermelijn is ermitea. Let op de klankverwantschap van erminea en hermelijn.
Vergeleken met de hermelijnvlinder, Cerura vinula, is deze soort nog witter, vandaar witte.
Cerura: keras is een hoorn en oura is een staart; naar de naschuivers van de rups die de vorm hebben van een staart. De hoorn slaat óf op de tweevoudige uitvoering van de staart óf op de chitine-bouwstof, of op beide.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
berkenbrandvlerkvlinder
Pheosia gnoma
maantandvlinder
Drymonia ruficornis
draak
Harpyia milhauseri
populierentandvlinder
Gluphisia crenata
geelbruine tandvlinder
Notodonta torva
beukentandvlinder
Drymonia obliterata