Zeer zeldzaam. Na 1980 is de soort slechts tweemaal waargenomen, nl. in Noord-Holland (1996) en Gelderland (1998).
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze uil lijkt qua rusthouding en vleugeltekening sterk op de donkere iepenuil (C. affinis). Langs de voorrand van de roodachtig bruine voorvleugel bevinden zich vrij grote helderwitte vlekken die scherp afgetekend zijn.
Zie de donkere iepenuil (C. affinis) en het maanuiltje (C. pyralina).
maanuiltje
Cosmia pyralina
NOCTUIDAE: Hadeninae
donkere iepenuil
Cosmia affinis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juli-half augustus in één generatie. Vooral de mannetjes komen op licht, vaak al vroeg in de avond.
Rups: april-juni. De rups leeft tussen samengesponnen bladeren en zit graag op de uitlopers onderaan de stam van de waardplant. De rups is kannibalistisch, ook als er voldoende voedsel aanwezig is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
Iep; volgroeide bomen hebben de voorkeur.
Vooral bossen, kapvlakten en windsingels.
Zeer zeldzaam. Na 1980 is de soort slechts tweemaal waargenomen, nl. in Noord-Holland (1996) en Gelderland (1998).
Verdwenen. Historische meldingen uit Wallonië, maar na 1980 niet meer waargenomen.
Lokaal in Midden- en Zuid-Europa; in het zuiden tot Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Noord-Griekenland, Bulgarije en Zuid-Rusland. In het noorden tot Midden-Engeland, Zuid-Nederland en ongeveer tot de noordrand van het Middelgebergte met enkelingen in Denemarken en een geïsoleerde populatie op Gotland, Litouwen en verder tot de Zwarte Zee. Op de Balken komt diffinis voor samen met de gelijkende C. confinif (Herrich & Schäffer, 1849)( = rhodoptis, Boursin, 1962) en daarom zijn waarnemingen daar nog niet helemaal betrouwbaar.
De (enige) waardplant van deze soort is de iep.
Cosmia: kosmios is gepast, netjes, naar het duidelijke uiterlijk van de soorten binnen dit genus. Deze naam werd al genoemd door Hübner in zijn Tentamen, 1806.
diffinis: met diffinis wordt aangegeven dat deze soort veel lijkt op affinis, maar er toch wel degelijk van verschilt. Deze woordconstructie, affinis/diffinis, gebruikte Linnaeus wel vaker.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
bruine bosbesuil
Xylena solidaginis
donkere aarduil
Spaelotis ravida
schilddrager
Subacronicta megacephala
lisdoddeboorder
Nonagria typhae