Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Het opvallendste kenmerk op de diep rozeachtig bruine voorvleugel is de gedeeltelijk witachtige halvemaanvormige vlek langs de voorrand dicht bij de vleugelpunt; vanwege de vaak roze en zacht paarse kleur doet deze vlek enigszins denken aan een rozenblaadje. Het gedeelte van het middenveld dat grenst aan de buitenste dwarslijn is extra donker van kleur en contrasteert sterk met het lichtere zoomveld. De ringvlek is afwezig. De achtervleugel is (donker)grijs gekleurd met een blekere franje.
De iepenuil (C. diffinis) heeft vrij grote, scherp afgetekende witte vlekken langs de voorrand en mist de kenmerkende halvemaanvormige vlek bij de vleugelpunt. Zie ook de donkere iepenuil (C. affinis).
donkere iepenuil
Cosmia affinis
NOCTUIDAE: Hadeninae
iepenuil
Cosmia diffinis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), bruine essenuil (Lithophane semibrunnea), gageluil (Lithophane lamda), eikenuiltje (Dryobotodes eremita), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura) en gele granietuil (Polymixis flavicincta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
sierlijke voorjaarsuil
Orthosia gracilis
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
NOCTUIDAE: Hadeninae
nunvlinder
Orthosia gothica
NOCTUIDAE: Hadeninae
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
NOCTUIDAE: Hadeninae
katwilguiltje
Brachylomia viminalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
gageluil
Lithophane lamda
NOCTUIDAE: Hadeninae
bruine essenuil
Lithophane semibrunnea
NOCTUIDAE: Hadeninae
roestuil
Mniotype satura
NOCTUIDAE: Hadeninae
eikenuiltje
Dryobotodes eremita
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele granietuil
Polymixis flavicincta
NOCTUIDAE: Hadeninae
hyena
Cosmia trapezina
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken honingdauw.
Rups: mei-juni. De rups leeft tussen samengesponnen bladeren. De rups is kannibalistisch, ook als er voldoende voedsel aanwezig is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
Diverse loofbomen en struiken met een voorkeur voor meidoorn, sleedoorn, appel en iep.
Struwelen, bossen en parken; soms tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in het hele land. Komt wijdverbreid voor in lage aantallen.
In Europa naar het noorden tot Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië; naar het zuiden tot Noord-Spanje, Midden-Italië, Bulgarije en de Kaukasus. In Azië naar het oosten tot Korea en Japan.
Deze soort heeft een maanvormige witte vlek bij de vleugelpunt.
Cosmia: kosmios is gepast, netjes, naar het duidelijke uiterlijk van de soorten binnen dit genus. Deze naam werd al genoemd door Hübner in zijn Tentamen, 1806.
pyralina: pyralynus is lijkend op een Pyralis zoals b.v. P. farinalis (een micro uit de Pyralidae)
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
meidoornuil
Allophyes oxyacanthae
lisdoddeboorder
Nonagria typhae
iepenuil
Cosmia diffinis
grijze heideuil
Violaphotia molothina
blauwvleugeluil
Peridroma saucia
brandnetelkapje
Abrostola tripartita