Vrij zeldzaam. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; ook elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 8-10 mm. Een duidelijk herkenbaar visstaartje vanwege het donkere wortelveld dat scherp afgebakend is door een donkere gebogen lijn, waardoor het lijkt alsof de vlinder in rust een cape om heeft. De grondkleur van de vleugels is bruinachtig loodgrijs of lichtgrijs en meestal is er een donkere band zichtbaar in het zoomveld.
Tot 14 mm; kort en dik, met veel kleine wratjes, bekleed met korte witachtige of zwartachtige haartjes; kleur van het lichaam donkergrijs met een witachtige middenstreep over de rug en een aantal grijsachtig witte vlekjes; wratjes grijs, geelachtig of rozeachtig; kop glimmend zwart.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de zeven visstaartjes (Nolinae).
donker visstaartje
Meganola strigula
NOLIDAE: Nolinae
licht visstaartje
Nola aerugula
NOLIDAE: Nolinae
vroeg visstaartje
Nola confusalis
NOLIDAE: Nolinae
groot visstaartje
Meganola albula
NOLIDAE: Nolinae
bremvisstaartje
Nola holsatica
NOLIDAE: Nolinae
zwartlijnvisstaartje
Meganola togatulalis
NOLIDAE: Nolinae
Begin juni-half september in één, soms twee generaties. De vlinders komen op licht.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een cocon op de waardplant.
Diverse loofbomen, waaronder meidoorn, sleedoorn, appel, pruim en peer.
Bossen, struwelen en duinen.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; ook elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam en achteruitgegaan. Recente waarnemingen uit alle provincies, maar vooral in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië zeldzaam in alle provincies.
Noord-Afrika, Europa noordelijk tot Engeland en Zuid-Scandinavië. Naar het zuidoosten via Klein-Azië tot Iran.
Het klein visstaartje is de kleinste van de groep. Visstaartje is een al lang bestaande naam. In 'Onze vlinders' van Ter Haar wordt ze al gebruikt. De naschuivers van sommige rupsen uit deze familie hebben wel wat weg van een vissenstaart.
Nola: Nola is een stad in Campania. Als deze stad inderdaad de basis is voor deze naam is het wellicht de oudste naam met geografische achtergrond, nog een jaar eerder dan Ochsenheimer ermee begon. Het is de enige geografische naam die Leach maakte. Leach plaatste dit genus bij de Tortriciden; hijzelf gaf geen enkele toelichting.
cucullatella: cucullus is een hoed, een monnikskap. De naam is makkelijk te verklaren op basis van de donkere schouderpartij op de voorvleugels die makkelijk in verband kan worden gebracht met een capuchon die op de rug hangt. Er zijn redenen om aan deze uitleg te twijfelen; het is op een aantal gronden heel aannemelijk dat Linnaeus niet de goede vlinder voor zich had toen hij zijn beschrijving maakte.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
variabele eikenuil
Nycteola revayana
klein visstaartje
Nola cucullatella
zwartlijnvisstaartje
Meganola togatulalis
bremvisstaartje
Nola holsatica
katoengroenuil
Earias insulana
zilveren groenuil
Pseudoips prasinana