Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Deze stevig gebouwde uil heeft een grijsachtig bruine of dof strokleurige voorvleugel met witte aders. De witte hoofdader eindigt midden op de voorvleugel in een verdikking die grofweg de vorm heeft van een komma. Opvallend is de diepzwarte schouderstreep die vanuit de vleugelwortel langs de witte hoofdader naar het middenveld loopt. Ook de diverse zwartachtige strepen in het zoomveld en de lichte strook langs de voorrand vallen op. Er is weinig variatie in kleur en tekening. De achtervleugel is bruin.
Tot 40 mm; vrij dik; lichaam bleek roodachtig bruin tot grijsachtig bruin; over de rug drie lichte lengtestrepen met donkerder bruine zoom en onder de lijn van de spiracula een lichtbruine of witachtige lengteband; kop lichtbruin met donkerbruine strepen.
Bij de witte-l-uil (Mythimna l-album) vormt de korte dikke aderstreep gewoonlijk een duidelijke witte L in het middenveld; de zwarte schouderstreep is dunner en korter. Zie ook de stompvleugelgrasuil (Mythimna impura) en de gestreepte rietuil (L. obsoleta).
gestreepte rietuil
Leucania obsoleta
NOCTUIDAE: Hadeninae
witte-l-uil
Mythimna l-album
NOCTUIDAE: Hadeninae
stompvleugelgrasuil
Mythimna impura
NOCTUIDAE: Hadeninae
Spitsvleugelgrasuil (Mythimna straminea), stompvleugelgrasuil (Mythimna impura) en bleke grasuil (Mythimna pallens).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
NOCTUIDAE: Hadeninae
bleke grasuil
Mythimna pallens
NOCTUIDAE: Hadeninae
stompvleugelgrasuil
Mythimna impura
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-eind juli in één generatie; soms een partiële tweede generatie van half september-half oktober. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-begin mei. De rups foerageert ´s nachts. De soort overwintert als volgroeide rups in een cocon in de grond en verpopt zich daarin in het voorjaar.
Diverse grassen, waaronder pijpenstrootje en smele.
Moerassen en andere vochtige grazige plaatsen, heiden en bossen; soms tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa, noordelijk tot Zuid-Schotland en het noorden van Scandinavië. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, Midden-Italië en Midden-Griekenland. Delen van Voor-Azië, Midden-Azië en Oost-Azië tot Korea. Oudere opgaven uit Noord-Amerika betreffen soorten die tegenwoordig zelfstandig zijn. De echte comma is rond 1950 geïmporteerd in New Foundland en is daar nu inheems.
De 'toelichting wetenschappelijke naam' geeft een goede uitleg van de Latijnse en van de Nederlandse naam.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
comma: comma is een merkteken (niet noodzakelijkerwijs gevormd als onze komma). Dit verwijst naar de zwarte strepen die vanuit de schouders richting centrum lopen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
weidehalmuiltje
Mesapamea secalella
witringuil
Cerastis leucographa
blauwvleugeluil
Peridroma saucia
breedbandhuismoeder
Noctua fimbriata
helmkruidvlinder
Cucullia scrophulariae
bijvoetmonnik
Cucullia artemisiae