Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-20 mm. Een tandvlinder met een nogal gedrongen postuur en een door krachtige zwarte dwarslijnen gemarkeerde grijs met witte tekening op de voorvleugel; de grijze kleur kan variëren van licht tot donker. Kenmerkend zijn de opvallende zwarte kommavlek in de lichte, meestal witachtige middenband en de roodachtig bruine antennen. De achtervleugel is lichtgrijs zonder witte dwarslijn. Er is weinig variatie in tekening.
De zuidelijke tandvlinder (D. velitaris) heeft een opvallend zandkleurig wortelveld en mist de middenstip op de voorvleugel. De witlijntandvlinder (D. querna) heeft een witte achtervleugel. Zie ook de gestreepte tandvlinder (D. dodonaea).
gestreepte tandvlinder
Drymonia dodonaea
NOTODONTIDAE: Notodontinae
zuidelijke tandvlinder
Drymonia velitaris
NOTODONTIDAE: Notodontinae
witlijntandvlinder
Drymonia querna
NOTODONTIDAE: Notodontinae
Tweekleurige tandvlinder (Leucodonta bicoloria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
tweekleurige tandvlinder
Leucodonta bicoloria
NOTODONTIDAE: Notodontinae
Begin april-begin juni in één generatie. De vlinders komen op licht.
Rups: mei-juli. Heel soms kunnen rupsen van de lagere takken van volgroeide bomen worden geklopt. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond, vaak in de buurt van wortels die aan de oppervlakte komen.
Eik.
(Eiken)bossen, maar ook struwelen en parken met voldoende eiken.
Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land, vooral in bosrijke regio's. Lokaal in hoge aantallen.
Van het Iberisch schiereiland en Noordwest-Afrika via West- en Midden-Europa, inclusief de Britse eilanden, oostwaarts tot de Wolga. In het zuiden via het noordelijke Middellandse Zeegebied, inclusief Italië, de Balkan en Sicilië, tot Turkije en de Kaukasus. In het noorden tot Zuid-Scandinavië.
De maanvlinder heeft een gebogen lijntje, een maantje, in het grote lichte middenveld.
Tandvlinders hebben aan de voorvleugel een uitstulping die in rust als een tand boven de vlinder uitsteekt.
Drymonia: drumos is eiken hakhout, dit genus komt veelvuldig voor in eikebossen.
ruficornis: rufus is rood en cornu is een horen, naar de bleek roodachtige antennen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
snuitvlinder
Pterostoma palpina
tweekleurige tandvlinder
Leucodonta bicoloria
brandvlerkvlinder
Pheosia tremula
gestreepte tandvlinder
Drymonia dodonaea
wilgentandvlinder
Notodonta tritophus
wapendrager
Phalera bucephala