Zeldzaam. Komt lokaal voor op de zandgronden in het binnenland; elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. De tekening op de gelijkmatig gele voorvleugel bestaat uit enkele dunne dwarslijnen, een middenschaduw en de omlijning van de ringvlek en de niervlek; in de binnenste lob van de niervlek ligt een donkere stip. Kenmerkend is de geknikte, ruwweg V-vormige binnenste dwarslijn. De sterkte van de tekening varieert aanzienlijk en is soms nauwelijks zichtbaar; de donkere stip in de niervlek blijft in de meeste gevallen wel zichtbaar.
Er zijn diverse gele uilen die een oppervlakkige gelijkenis vertonen. Dit betreft vooral de hyena (Cosmia trapezina) en de gewone gouduil (Xanthia icteritia); geen van allen heeft echter de genoemde combinatie van een geknikte binnenste dwarslijn en een donkere stip in de binnenste lob van de niervlek. Beide genoemde soorten zijn bovendien kleiner.
gewone gouduil
Xanthia icteritia
NOCTUIDAE: Hadeninae
hyena
Cosmia trapezina
NOCTUIDAE: Hadeninae
Orvlinder (Tethea or), peppel-orvlinder (Tethea ocularis) en tandjesuil (Sideridis turbida).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
peppel-orvlinder
Tethea ocularis
NOCTUIDAE: Hadeninae
orvlinder
Tethea or
NOCTUIDAE: Hadeninae
tandjesuil
Sideridis turbida
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht (vooral het mannetje) als op smeer en bezoeken soms bloemen.
Rups: april-juni. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag tussen samengesponnen bladeren. De verpopping vindt plaats in de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Berk; soms ratelpopulier.
(Berken)bossen en struwelen.
Zeldzaam. Komt lokaal voor op de zandgronden in het binnenland; elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam, maar wijdverbreid in alle provincies. Goed vertegenwoordigd in Antwerpen. In Wallonië zeldzaam, maar wijdverbreid en lokaal algemeen.
Vooral in Centraal-Europa. Naar het zuiden tot de Spaanse Pyreneeën, Zuid-Italië, Bosnië, Herzegowina en Bulgarije. Naar het noorden tot Schotland en Midden-Scandinavië. Midden- en Noord-Azië, naar het zuiden tot de Kaukasus en naar het oosten tot China en Japan. Oude berichten over aanwezigheid in Noord-Amerika betreffen andere soorten.
Deze vlinder heeft een mooie gele kleur. Ook de wetenschappelijke en Duitse soortnaam wijzen op de vleugelkleur.
Enargia: energeia is met een helder en opgewekt uiterlijk. Deze soort is de enige die Hübner in dit genus onderbracht.
paleacea: paleaceus komt van palea is kaf, haksel, naar de okerkleur van de voorvleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
witkraagrietboorder
Archanara neurica
halmrupsvlinder
Mesapamea secalis
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
schaapje
Acronicta leporina
grijze worteluil
Agrotis cinerea
bont halmuiltje
Oligia versicolor