Algemeen. Komt verspreid over het land voor, vooral op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 19-26 mm. Het beste kenmerk, behalve bij extreem donkere of lichte exemplaren, is de donkere buitenste dwarslijn op de voorvleugel. Deze lijn is ononderbroken en enigszins golvend. De laatste kromming voor de voorrand is opvallend groot en heeft de vorm van een halve maan. De middelste dwarslijn is doorgaans vaag, maar vormt samen met de middenvlek vaak een donkere vlek in de voorste helft van de vleugel. Zowel de vleugeltekening als de grondkleur zijn zeer variabel. Deze laatste varieert van witachtig bruin via diverse schakeringen van bruin en grijs tot bijna effen zwart. Lichte vlinders hebben soms een zeer donkere middenband op de voor- en de achtervleugel. De achtervleugel heeft een geschulpte achterrand.
Tot 40 mm; zeer variabel ik kleur, van bleek grijsachtig bruin tot geelachtig bruin, donkerroodachtig bruin of zwartachtig bruin; de lichte vormen hebben op de rug een donkerbruine middenstreep en een rij ruitvormige vlekken en zwarte stippen; kop bruin.
De taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria) komt vaak talrijk voor in hetzelfde habitat, maar vliegt wat later. Het meest opvallende onderscheid vormen de centrale dwarslijnen op de voorvleugel, waarvan bij de taxusspikkelspanner de middelste en buitenste dwarslijn naar de binnenrand toe naar elkaar toelopen en waarvan de buitenste getand is. De achtervleugel van de taxusspikkelspanner heeft bovendien een minder geschulpte achterrand en de antennen van het mannetje zijn sterker geveerd. Zie ook de satijnen spikkelspanner (Deileptenia ribeata) en de gevlekte spikkelspanner (A. deversata).
gevlekte spikkelspanner
Alcis deversata
GEOMETRIDAE: Ennominae
satijnen spikkelspanner
Deileptenia ribeata
GEOMETRIDAE: Ennominae
taxusspikkelspanner
Peribatodes rhomboidaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
taxusspikkelspanner
Peribatodes rhomboidaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Begin mei-half augustus in één generatie. De vlinders kunnen overdag rustend op boomstammen worden gevonden en worden gemakkelijk opgejaagd. ´s Nachts bezoeken ze bloemen en komen ze op licht, vooral in dichte loofbossen.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant, vaak tegen de stam aangedrukt.
Diverse bomen en struiken. In Finland bijgaande bekend.
Bossen, heiden, struwelen, parken en tuinen, ook in stedelijk gebied.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor, vooral op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Toegenomen in het westen van Vlaanderen.
Heel Europa en oostwaarts tot de Oeral; in het zuiden het Middellandse Zeegebied, Klein-Azië, de Kaukasus tot in het noorden van Kazachstan, in het noorden tot de poolcirkel.
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Deze spanner is zeer variabel: in de veldgids worden maar liefst acht varianten getoond en Skinner toont er twaalf.
Alcis: Alcis is een dochter van Aegyptus, zij had 50 broers (zie ook Aphantopus hyperantus).
repandata: repandus is gebogen, sinusvormig; verwijzend naar de licht getande achterrand van de achtervleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
moerasstipspanner
Scopula corrivalaria
ogentroostdwergspanner
Eupithecia laquaearia
geel spannertje
Hydrelia flammeolaria
satijnstipspanner
Idaea subsericeata
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
varenspanner
Petrophora chlorosata