Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze uil lijkt qua kleur en tekening op de geelbruine herfstuil (A. macilenta), maar heeft een vrij brede voorvleugel en is leigrijs van kleur. De geelachtige golflijn is aan de binnenzijde afgezet met een roodachtig bruine rand en loopt tamelijk recht; vlak bij de voorrand bevindt zich een Z-vormige verspringing. Er is weinig variatie. De binnenste lob van de niervlek is meestal intens zwart gekleurd. Sommige vlinders hebben een lichtroze tot donkerrode kleur.
De geelbruine herfstuil (A. macilenta) is geelachtig bruin; de smalle middenschaduw op de voorvleugel is duidelijker en maakt bij de binnenste lob van de niervlek een knik.
geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Geelbruine herfstuil (Agrochola macilenta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind augustus-half november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: eind april-juni. De rups foerageert eerst in de katjes van de waardplant en later ook op de bladeren. De oudere rups maakt een spinsel tussen de jonge uitlopers, foerageert alleen ´s nachts en verbergt zich overdag tussen samengesponnen bladeren. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin ongeveer zes weken later. De eieren worden afzonderlijk op een tak van de waardplant afgezet en overwinteren.
Wilg, populier en els.
Bosranden, struwelen, rivieroevers, moerasachtige gebieden en stedelijk gebied.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van Noordwest-Afrika (Marokko) via Zuid-, Midden- en Noord-Europa tot Voor-Azië. Naar het noorden tot Schotland, Midden-Scandinavië en naar het oosten tot Libanon, Armenië en Altaj. Geïmporteerd in New-Foundland.
Zwartstipvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De zwarte stip in de niervlek bepaalt de herkenbaarheid van deze soort.
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
lota: lotus is gewassen: gewassen kleuren zijn zachte kleuren en dat slaat op het patroon van de voorvleugels en dat maakt de niervlek en de subterminale lijn extra opvallend.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
drielijnuil
Charanyca trigrammica
donker halmuiltje
Oligia latruncula
gestippelde rietboorder
Lenisa geminipuncta
adusta-uil
Mniotype adusta
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
gewone breedvleugeluil
Diarsia rubi