Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; daarbuiten minder algemeen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze tamelijk gelijkmatig getekende uil is van de meeste andere in het najaar vliegende bruinachtige, niet verwante, uilen te onderscheiden door de smalle roodachtige afzetting langs de lichte golflijn. De golflijn loopt vrijwel geheel recht, maar vlak bij de voorrand bevindt zich een Z-vormige verspringing. De voorvleugel heeft meestal een lichte geelachtig bruine kleur, soms met een roodachtige tint; soms is de voorvleugel duidelijk geel. De binnenste lob van de niervlek is meestal donker of zelfs intens zwart, maar kan in sommige gevallen dezelfde kleur hebben als de grondkleur van de vleugel. De achtervleugel is zeer donker, soms bijna zwart.
Zie de bruine herfstuil (Sunira circellaris) en de zwartstipvlinder (A. lota).
zwartstipvlinder
Agrochola lota
NOCTUIDAE: Hadeninae
bruine herfstuil
Sunira circellaris
NOCTUIDAE: Hadeninae
Zwartstipvlinder (A. lota).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zwartstipvlinder
Agrochola lota
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half september-begin december in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. Jonge rupsen foerageren in een spinsel op de jonge uitlopers van diverse loofbomen. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin enkele weken later. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, populier, beuk, wilg, meidoorn en struikhei; oudere rupsen eten ook van kruidachtige planten.
Loofbossen, struwelen, duinen en heiden.
Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; daarbuiten minder algemeen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa en Voor-Azië. Zuidelijk tot Centraal-Spanje, Sicilië, Noord-Griekenland, Klein-Azië en Libanon. Noordelijk tot Schotland, Midden-Scandinavië, Estland, Midden-Polen, Karpaten, de Krim en de Kaukasus. Op het Iberisch schiereiland en in Italië problemen met de afbakening t.o.v. A. blidaensis (Stertz, 1915).
De herfstuilen vliegen in het najaar.
De grondkleur van deze soort is geelbruin.Meer over Nederlandse namen
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
macilenta: macilentus is mager, schraal. Dit slaat op de doorgaans zwakke tekening van de voorvleugels.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
gevlekte groenuil
Moma alpium
zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
sint-janskruiduil
Chloantha hyperici
zilverstreep
Deltote bankiana
ridderspooruil
Periphanes delphinii