Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 16-20 mm. Het in het middenveld van de voorvleugel gelegen duidelijke witte, fijn geëtste getal ‘80’ is kenmerkend. De relatief dunne centrale dubbele dwarslijnen krommen beide min of meer om de ‘80’ heen en komen dan, richting de vleugelwortel afbuigend, evenwijdig aan elkaar bij de voorrand uit. Vanuit de vleugelpunt loopt een opvallend streepje het zoomveld in. De kleur van de voorvleugel varieert van licht- tot donkerbruin en heeft vaak een purperachtige glans.
Tot 37 mm; lichaam bleekgeel met groenachtig grijze zweem; over de spiracula een heldergele lengtestreep; nekschild op segment een glimmend lichtgrijs; segment een, twee, drie en elf met zwarte vlekjes aan weerszijden; kop geelachtig bruin met zwarte tekening op de voorzijde.
De orvlinder (T. or) heeft slechts een vage vlek op de plek van de '80' en heeft tussen deze vlek en de vleugelwortel gewoonlijk drie of vier donkere gegolfde dwarslijnen, die meer gegolfd, meestal wat dikker en groter in aantal zijn. Zie ook de eiken-orvlinder (Cymatophorina diluta) en de krakeling (Diloba caeruleocephala).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de Tethea- en Cymatophorina-soorten.
orvlinder
Tethea or
DREPANIDAE: Thyatitinae
krakeling
Diloba caeruleocephala
DREPANIDAE: Thyatitinae
eiken-orvlinder
Cymatophorina diluta
DREPANIDAE: Thyatitinae
Orvlinder (Tethea or), gele uil (Enargia paleacea) en tandjesuil (Sideridis turbida).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
orvlinder
Tethea or
DREPANIDAE: Thyatitinae
tandjesuil
Sideridis turbida
DREPANIDAE: Thyatitinae
gele uil
Enargia paleacea
DREPANIDAE: Thyatitinae
Begin mei-half augustus in één generatie; heel soms een partiële tweede generatie. De vlinders zijn ´s nachts actief en komen op licht en op smeer.
Rups: juni-september. De rups rust overdag tussen strak tegen elkaar gesponnen bladeren en foerageert ´s nachts. De soort overwintert als pop in een losse cocon tussen de bladeren van de waardplant en valt hiermee in de herfst op de grond.
Op (Ratel)populier.
Vooral loofbossen, rivieroevers, struwelen en parken, als er maar (ratel)populier aanwezig is.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
Heel Europa met uitzondering van Noord-Scandivavië, Noord-Engeland en Ierland. Zuidelijk tot Klein-Azië en tot de Kaukasus, naar het oosten via Rusland tot Japan.
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder (nadere toelichting zie bij de orvlinder, Tethea or). De ratelpopulier (peppel) is een belangrijke waardplant voor deze soort.
Tethea: tethea is afgeleid van Tethys, de vrouw van Oceanus en de moeder van de riviergoden en van de Oceaniden (nimfen van de open zee). De naam heeft betrekking op de dwarslijn op de voorvleugel die op het verloop van een rivier lijkt.
ocularis: ocularis is behorend bij de ogen, de oogachtige tekening op de voorvleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
linde-eenstaart
Sabra harpagula
braamvlinder
Thyatira batis
berken-orvlinder
Tetheella fluctuosa
orvlinder
Tethea or
lente-orvlinder
Achlya flavicornis
peppel-orvlinder
Tethea ocularis