Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-19 mm. De grondkleur van de voorvleugel is meestal geelachtig bruin of koperbruin met een grijsachtige of roodachtige tint. De binnenste lob van de niervlek is donker gevuld. De golvende donkergrijze of bruine dwarslijnen en de middenschaduw variëren sterk in intensiteit. De lichte geelachtige golflijn heeft aan de binnenzijde een rode afzetting, soms gevolgd door een brede donkere zone. Sterk getekende vlinders hebben donkere aders. De achtervleugel is grijs met een brede bruinwitte wig langs de voorrand.
Tot 35 mm; lichaam roodachtig bruin tot grijsachtig bruin met een rij schildvormige, chocoladebruine vlekken over de rug, die door een lichtgrijze middenstreep worden doorsneden; lichaam beneden de lijn van de spiracula bleek grijsachtig bruin; kop bruin met donkerder tekening.
De geelbruine herfstuil (Agrochola macilenta) heeft een bijna rechte golflijn die alleen vlak bij de voorrand van de vleugel een knik vertoont. De populierengouduil (Xanthia ocellaris) heeft een uitstekend puntje aan de voorvleugel en mist de rode afzetting langs de golflijn; de achtervleugel is witachtig met een iets donkerdere binnenrand. Zie ook de iepengouduil (Xanthia gilvago).
populierengouduil
Xanthia ocellaris
NOCTUIDAE: Hadeninae
iepengouduil
Xanthia gilvago
NOCTUIDAE: Hadeninae
geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half augustus-eind november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van onder andere klimop en struikhei.
Rups: maart-juni. De rups foerageert eerst in de bloemen van de waardplant, later zit hij onbeschut op de plant en eet van de bladeren; sommige rupsen laten zich met de uitgebloeide katjes op de grond vallen en eten daarna van kruidachtige planten. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin ongeveer zes weken later. De eieren worden vlak naast de knoppen van de waardplant afgezet en overwinteren.
Diverse loofbomen, waaronder iep, (ratel)populier, wilg, sleedoorn, meidoorn en gewone es. Later ook diverse kruidachtige planten.
Loofbossen, struwelen, parken en tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal soms talrijk.
Europa en Voor-Azië. Zuidelijk tot Centraal-Spanje, Zuid-Italië, Noord-Griekenland en Anatolië. Naar het noorden tot Shetland, Midden-Scandinavië en Zuid-IJsland (vermoedelijk met houttransporten geïmporteerd). Naar het oosten tot Armenië.
De herfstuilen vliegen in het najaar.
De grondkleur van deze vlinder is bruin.
circellaris: circelus is een smalle ring. Verwijzend naar de vlekken die van dezelfde grondkleur zijn als de vleugels, maar wel een donkere ring hebben.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
nazomeruil
Ammoconia caecimacula
lichte daguil
Heliothis viriplaca
helmkruidvlinder
Cucullia scrophulariae
sint-janskruiduil
Chloantha hyperici
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
zwarte witvleugeluil
Aporophyla nigra