Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De dof oranjegele of oranjebruine voorvleugel met vaak een afgeronde punt heeft een zwartachtig grijs of donkerbruin vlekkerig bandenpatroon en een fijne donkere spikkeling. Het bandenpatroon is soms gereduceerd tot enkele donkere vlekken en onduidelijke dwarslijnen. Soms komen exemplaren voor met een extra brede diffuse dwarsband op de grens van het midden- en zoomveld en één in het wortelveld. De binnenste lob van de niervlek is donker gevuld. De achtervleugel is witachtig, bij de binnenrandhoek soms wat donkerder.
De gewone gouduil (X. icteritia) en de populierengouduil (X. ocellaris) hebben een uitstekend puntje aan de hoekige vleugelpunt; de gewone gouduil is bovendien helderder geel van kleur. De bruine herfstuil (Sunira circellaris) heeft een grijze achtervleugel met een bruinwitte wig langs de voorrand; de grillige lichte golflijn op de voorvleugel is afgezet met een rode lijn. Zie ook de gevlekte winteruil (Conistra rubiginea).
gewone gouduil
Xanthia icteritia
NOCTUIDAE: Hadeninae
populierengouduil
Xanthia ocellaris
NOCTUIDAE: Hadeninae
gevlekte winteruil
Conistra rubiginea
NOCTUIDAE: Hadeninae
bruine herfstuil
Sunira circellaris
NOCTUIDAE: Hadeninae
Wilgengouduil (Xanthia togata), gewone gouduil (Xanthia icteritia) en saffraangouduil (Tiliacea aurago).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
saffraangouduil
Tiliacea aurago
NOCTUIDAE: Hadeninae
wilgengouduil
Xanthia togata
NOCTUIDAE: Hadeninae
gewone gouduil
Xanthia icteritia
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind augustus-begin november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De rups foerageert eerst in een bloemknop van de waardplant, daarna meer onbeschut. De eieren worden dicht bij de knoppen op een tak van de waardplant afgezet; de soort overwintert als ei.
Vooral iep; later ook diverse kruidachtige planten.
Loofbossen, struwelen en parken.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: niet bedreigd.
Zeldzaam in Vlaanderen en vooral in Westen wijdverbreid. Ontbreekt nagenoeg in de Kempen en Haspengouw. In Wallonië bekend uit alle provincies, maar afwezig ten zuiden van Samber en Maas.
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) door Europa noordelijk tot Zuid-Schotland, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden en Estland. Voor- en Midden-Azië tot Oost-Toerkestan. Bij oudere opgaven is steeds twijfel omdat gilvago en ocellaris niet duidelijk waren gescheiden.
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.
De iep is een belangrijke waardplant voor deze soort.
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).
gilvago: gilvus is bleek geel en voor -ago zie X. citrago. Verwijzing naar de kleur van de voorvleugels.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
meidoornuil
Allophyes oxyacanthae
lisdoddeboorder
Nonagria typhae
iepenuil
Cosmia diffinis
grijze heideuil
Violaphotia molothina
blauwvleugeluil
Peridroma saucia
brandnetelkapje
Abrostola tripartita