Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Een kleine, tamelijk gedrongen en meestal goed te herkennen Oligia-soort. Het belangrijkste kenmerk is de brede donkere verbindingsbalk tussen de centrale dwarslijnen. De binnenste dwarslijn is aan de binnenzijde witgerand en de buitenste dwarslijn is aan de buitenzijde witgerand; vooral dicht bij de binnenrand van de vleugel valt dit goed op. Het middenveld is iets donkerder dan de rest van de voorvleugel en vormt zo een middenband; deze loopt sterk breed uit naar de voorrand van de vleugel. Tussen de golflijn en de achterrand van de voorvleugel bevindt zich een donkerder gekleurd veld. Er zijn twee kleurvormen te onderscheiden: sommige vlinders hebben een oranjebruine voorvleugel, andere hebben een licht grijsachtig bruine vleugel. Er is weinig variatie in tekening.
Het zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula) is slanker gebouwd en heeft een opvallend rechte scheidingslijn tussen de binnenste en de buitenste vleugelhelft; en verder is vaak ook een middenband zichtbaar, die echter smal is en niet sterk breed uitloopt naar de vleugelvoorrand. Bovendien begint deze soort over het algemeen pas te vliegen als het oranjegeel halmuiltje uitgevlogen is.
Het duinhalmuiltje (Litoligia literosa) heeft ook een rechte scheidingslijn halverwege de voorvleugel en eveneens een relatief smalle en minder breed uitlopende middenband.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Oligia fasciuncula, Mesoligia furuncula en Litoligia literosa.
Het vrouwtje van de bochtige smele-uil (Photedes minima) is slanker gebouwd.
duinhalmuiltje
Litoligia literosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
bochtige smele-uil
Photedes minima
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Gelobd halmuiltje (Oligia strigilis), bont halmuiltje (Oligia versicolor) en donker halmuiltje (Oligia latruncula).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
gelobd halmuiltje
Oligia strigilis
NOCTUIDAE: Hadeninae
bont halmuiltje
Oligia versicolor
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-begin juli in één generatie; latere meldingen, vooral uit augustus, berusten waarschijnlijk op een foute determinatie of het per ongeluk verwisselen van namen (dit betreft verwisseling met Mesoligia furuncula). De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-begin mei. De rups foerageert ´s nachts onbeschut op de bladeren en verbergt zich overdag in een halm van de waardplant. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon dicht bij de grond.
Diverse grassen, waaronder ruwe smele.
Vochtige graslanden, moerassen, bosranden en open plekken in het bos; ook tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Het Iberisch schiereiland en heel West-Europa. In het verleden vond uitbreiding plaats naar het noordoosten en oosten tot Noorwegen, Zweden, Finland, Litouwen, Letland, Polen, Tsjechië, Joegoslavië, Roemenië en Bulgarije. (Over deze uitbreidingen: Heinicke & Naumann 1980 - 1982, Urbahn & Urbahn 1939 en Warnecke 1961). Een geïsoleerde ondersoort in Noord-Schwarzwald.
De Oligia- en Mesoligia-soorten zijn samengevoegd onder de groepsnaam halmuiltje. De rupsjes van deze soorten brengen een groot deel van hun leven door in of op grashalmen.
De kleur, oranjegeel, vormt een goed onderscheid met de andere halmuiltjes.
Oligia: oligos is klein. Alle soorten binnen dit genus zijn klein.
fasciuncula: fascia is een band, de mediane band op de voorvleugel. Haworth nam de verkleining -unculus over van Denis en Schiffermüller.
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
donkere grasuil
Tholera cespitis
bochtige smele-uil
Photedes minima
bruine essenuil
Lithophane semibrunnea
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
iepengouduil
Xanthia gilvago