Zeer algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Een zeer variabele uil die lastig te onderscheiden is van de sterk gelijkende en eveneens zeer variabele soorten bont halmuiltje (O. versicolor) en donker halmuiltje (O. latruncula). Helder getekende exemplaren van deze drie soorten hebben meestal een duidelijke zwarte balk tussen de beide centrale dwarslijnen en een vrij brede lichte band in het zoomveld. Het grootste deel van de meeste populaties heeft echter een donkere zwartachtige voorvleugel met een onduidelijke tekening. Met behulp van een combinatie van een aantal kenmerken (die elk afzonderlijk niet voldoende zekerheid bieden om de juiste soort vast te stellen) is echter meestal redelijk goed te bepalen om welke van de drie soorten het gaat, zeker door ervaren waarnemers. De meeste problemen leveren de heel donkere exemplaren op, omdat de details dan vaak slecht zichtbaar zijn. Het gelobd halmuiltje vertoont vaak de volgende combinatie van kenmerken: de vlinders zijn relatief groot en op de bovenzijde van het borststuk bevindt zich een oranje haarbosje. Kenmerkend is de meervoudig ingesneden en sterk en duidelijk gelobde binnenrand van de lichte band in het zoomveld. De insnijdingen in deze naar binnen toe scherp afgegrensde band zijn zichtbaar als fijne zwarte streepjes op de aders in het zoomveld. De meest eruit springende lob in de meestal krijtwitte band bevindt zich het dichtst bij de binnenrand van de vleugel. De band kan overigens ook grijsachtig wit, lichtbruin, roodachtig bruin of donkerbruin zijn of zelfs geheel ontbreken. Bij onzekerheid is vergelijking met referentiemateriaal nodig. Bij blijvende twijfel kan alleen genitaliënonderzoek de gewenste zekerheid geven.en.
Op grond van vleugelkenmerken nauwelijks te onderscheiden van het bont halmuiltje (O. versicolor) en het donker halmuiltje (O. latruncula); deze beide soorten missen echter de zwarte aderstreepjes in het zoomveld.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen deze drie Oligia-soorten.
Zie ook het duinhalmuiltje (Litoligia literosa).
duinhalmuiltje
Litoligia literosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
bont halmuiltje
Oligia versicolor
NOCTUIDAE: Hadeninae
donker halmuiltje
Oligia latruncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Bont halmuiltje (Oligia versicolor), oranjegeel halmuiltje (Oligia fasciuncula) en donker halmuiltje (Oligia latruncula).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bont halmuiltje
Oligia versicolor
NOCTUIDAE: Hadeninae
oranjegeel halmuiltje
Oligia fasciuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
donker halmuiltje
Oligia latruncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken honingdauw.
Rups: augustus-mei. De rups leeft in de halmen van de waardplant en verlaat deze alleen om van halm te wisselen. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats tussen de wortels van de waardplant.
Diverse grassen, waaronder kropaar, kweek en rietgras.
Graslanden, moerassen, bosranden en allerlei andere grazige plaatsen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Nagenoeg heel Europa. In het zuiden meer in middelgebergten; naar het noorden tot Midden-Scandinavië. Voor-Azië en Midden-Azië tot Altaj.
De Oligia- en Mesoligia-soorten zijn samengevoegd onder de groepsnaam halmuiltje. De rupsjes van deze soorten brengen een groot deel van hun leven door in of op grashalmen.
Gelobd vormt het kenmerkende onderscheid met Oligia latruncula. Wat met gelobd bedoeld wordt omschrijft Linnaeus onder 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Oligia: oligos is klein. Alle soorten binnen dit genus zijn klein.
strigilis: strigilis is een verkleinwoord van striga is een lijntje. Wijzend op de korte, zwarte lijntjes op de aders in het subterminale gebied. Linnaeus schrijft: 'een tamelijk brede witte band in het terminale gedeelte van de vleugel, aan de binnenkant waarvan vijf of zes zwarte lijntjes die bijna tot aan het midden reiken' en ook 'met kleine tandjes als borsteltjes in de terminale witte band'.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zuidelijke grasuil
Mythimna vitellina
groot-hoefbladboorder
Hydraecia petasitis
variabele w-uil
Lacanobia suasa
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
moeraszeggeboorder
Sedina buettneri
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi