Zeer algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; wordt ook daarbuiten af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze stevig gebouwde uil heeft een vrij brede, enigszins spits toelopende voorvleugel. Kenmerkend is het patroon van drie ruwweg parallel lopende donkere dwarslijnen op een effen ondergrond. De binnenste en de buitenste dwarslijn zijn dun en vrij scherp; daar tussenin ligt een bredere diffuse middelste dwarslijn. De kleur van de voorvleugel bestaat uit een mengeling van grijs- of oranjeachtig bruin en melkwit met een fijne donkere spikkeling. De vleugelzoom is doorgaans donkerder dan de rest van de vleugel en ook aan de buitenzijde van de middelste dwarslijn is vaak een donkere zone aanwezig; bij sommige exemplaren is de vleugel vanaf de middelste dwarslijn tot aan de achterrand geheel donkerder. Soms komen donkerbruine vlinders voor met licht afgezette centrale dwarslijnen.
Zie de tweestreepgrasuil (Mythimna turca).
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
NOCTUIDAE: Hadeninae
Gewone stofuil (Hoplodrina octogenaria), egale stofuil (Hoplodrina blanda) en zuidelijke stofuil (Hoplodrina ambigua).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
NOCTUIDAE: Hadeninae
gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
NOCTUIDAE: Hadeninae
egale stofuil
Hoplodrina blanda
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind april-eind juli in één generatie. De vlinders rusten overdag in het gras en bezoeken bloemen.
Rups: juni-april. De rups foerageert ´s nachts laag bij de grond en verbergt zich overdag in de grond, waar ook de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als rups.
Diverse kruidachtige planten, waaronder centaurie, weegbree, walstro, zuring en paardenbloem.
Graslanden, heiden, duinen, struwelen, open bossen en bosranden.
Zeer algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; wordt ook daarbuiten af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam, met een versnipperde verspreiding in Vlaanderen, van de Westkust tot aan de Maas. Lokaal algemeen. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid.
Nagenoeg heel Europa, noordelijk tot Noord-Engeland en Zuid-Scandinavië. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, Zuid-Italië, Sicilië en Griekenland. Ook in Klein-Azië (Noord-Turkije) en in de Kaukasus.
De drie lijnen dwars over de voorvleugel zijn kenmerkend. Ook de Latijnse, Franse, Duitse en Engelse naam wijst op de drielijnigheid.
Charanyca: khara is genoegen, plezier en nux, nuctos is nacht, nachtelijk. Verwijzend naar de nachtelijke levenswijze. Een Griekse benadering van Noctua.
trigrammica: tri- is drie en gramma is lijn; met drie (dwars-)lijnen dus.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
heremietuil
Ipimorpha retusa
duinhalmuiltje
Litoligia literosa
zwartpuntvolgeling
Noctua orbona
zwartstipvlinder
Agrochola lota
dubbelstipvoorjaarsuil
Anorthoa munda
groene korstmosuil
Nyctobrya muralis