Zeldzaam. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 10-11 mm. Langs de voorrand van de voorvleugel bevinden zich twee duidelijke donkerbruine vlekjes aan weerskanten van de middenstip. Deze vlekjes zijn bijna net zo groot en donker als de middenstip zelf en vormen daarmee een groepje van drie donkere vlekjes; bij sommige exemplaren zijn ze echter nauwelijks zichtbaar. De voorvleugel is tamelijk afgerond en vrij gelijkmatig van kleur. De lichte golflijn is vaak slechts vaag zichtbaar.
17-18 mm. Lijf dofgroen met donkerder groene ruglijn en subdorsale lijnen, een witachtige lijn net onder de stigma's en een zwarte kop.
De kruiskruiddwergspanner (E. expallidata) heeft drie of vier vlekjes langs de voorrand. De egale dwergspanner (E. absinthiata), de hopdwergspanner (E. assimilata) en de gewone dwergspanner (E. vulgata) hebben een witte vlek in de binnenrandhoek. Lijkt ook enigszins op de eppedwergspanner (E. selinata). Zie ook de klokjesdwergspanner E. denotata.
eppedwergspanner
Eupithecia selinata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
hopdwergspanner
Eupithecia assimilata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
gewone dwergspanner
Eupithecia vulgata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
kruiskruiddwergspanner
Eupithecia expallidata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
klokjesdwergspanner
Eupithecia denotata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
egale dwergspanner
Eupithecia absinthiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Begin juni-eind augustus in één, soms twee generaties. De vlinders komen op licht; verder worden ze vrijwel niet gezien.
Rups: augustus-oktober. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Schermbloemigen zoals engelwortel, wilde peen en berenklauw.
Moerassen, natte graslanden, wegbermen en vochtige bospaden.
Zeldzaam. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: gevoelig.
Zeldzaam, maar wijdverbreid in bosachtige gebieden in het hele land.
Van Spanje, Frankrijk en de Britse eilanden via heel Midden-Europa tot Rusland en Siberië. Noord-Zuid: van Centraal-Scandinavië tot de zuidrand van de Alpen.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Langs de voorrand van de voorvleugel van deze dwergspanner zijn vaak drie zwarte vlekken te onderscheiden. Ook de Latijnse soortnaam verwijst naar deze vlekken.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Trisignaria: tri is drie en signum is een teken; de zwarte discale stip en de twee zwarte wolkjes aan de costa, overblijfsels van de twee dwarslijnen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
variabele spikkelspanner
Alcis repandata
prunusspanner
Aleucis distinctata
iepenvenusje
Venusia blomeri
drievlekdwergspanner
Eupithecia trisignaria
vierbandspanner
Xanthorhoe ferrugata
boterbloempje
Pseudopanthera macularia