hoogveenaarduil Coenophila subrosea

Familie
uilen (NOCTUIDAE)
Onderfamilie
Noctuinae / Coenophila subrosea
Groep
Nachtvlinder die nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(moeilijk tot zeer moeilijk te determineren)
Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele recente waarnemingen in Limburg.

Rode lijst
incidenteel

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 17-22 mm. Een goed herkenbare uil. De vrij brede voorvleugel is meestal rozeachtig met een grijze of bruinachtige tint. Vanaf de binnenste dwarslijn loopt via de ringvlek tot aan de niervlek een zwartachtig balkje, dat deel uitmaakt van een breder uitlopend, meestal donker vlak waarin beide uilvlekken zijn opgenomen. De achtervleugel heeft een donkere zone langs de achterrand. Het mannetje heeft geveerde antennen.

Kenmerken rups

Tot 35 mm; lichaam roze met over de rug een brede, zwart en purperachtig grijze band met daarin een geelachtig witte middenstreep en aan weerszijden daarvan een witte lengtestreep; op de flanken een brede, crèmewitte lengteband, die langs de boven- en onderzijde door een zwarte of purperachtig grijze lengteband wordt begrensd; kop bleek rozeachtig bruin met donkerder tekening.

Gelijkende soorten vlinder

Bij de variabele breedvleugeluil (Diarsia mendica) en de bruine breedvleugeluil (Diarsia brunnea) bevindt zich naast de ringvlek een zwarte stip op de voorvleugel. De variabele breedvleugeluil is bovendien kleiner en heeft een meer gehoekte voorvleugel. De bruine breedvleugeluil heeft een effen grijze achtervleugel en het mannetje heeft geen geveerde antennen. De trapeziumuil (Xestia ditrapezium) en de driehoekuil (Xestia triangulum) hebben een zwarte vlek op de plaats waar de golflijn de voorrand raakt. Zie ook de veelhoekaarduil (Opigena polygona).

bruine breedvleugeluil
Diarsia brunnea
NOCTUIDAE: Noctuinae

variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
NOCTUIDAE: Noctuinae

trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae

veelhoekaarduil
Opigena polygona
NOCTUIDAE: Noctuinae

driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Noctuinae

Vliegtijd en gedrag

Juli-augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en vooral de vrouwtjes komen op smeer. Soms worden ze rustend aangetroffen op pitrus.

Levenscyclus

Rups: september-juli. De soort overwintert als rups, die tijdens zachte winterdagen doorgaat met foerageren. De verpopping vindt plaats in een zijden spinsel tussen verticale stengels.

Waardplanten

Wilde gagel en bosrank; in gevangenschap ook wilg.

Habitat

Moerassen en hoogveen.

Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele recente waarnemingen in Limburg.

België

Deze soort is (nog) niet in België waargenomen.

Mondiaal

Europa: de zuidelijke helft van Scandinavië, de Baltische staten, Wit-Rusland, Noord-Rusland tot de Oeral, Noord-Polen, Noord-Duitsland (Heinicke, 1993) en een vangst uit 1958 in Nederland. Zuidelijker sterk verbrokkeld. In Azië van Siberië oostelijk tot Sachalin, het Amoer- en Oessoeri-gebied, Mongolië, Noord-China, Korea en Noord-Japan. In Canada en het noorden van de VS de soort C. opacifrons (Grote, 1878) die vroeger een ssp. was van subrosea (Kononenko, Lafontaine & Mikkola 1989).

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Engelse naam
Rosy Marsh Moth
Duitse naam
Hochmoor-Bodeneule
Franse naam
la Noctulelle de l'andromède
Synoniemen
Eugraphe subrosea, Rhyacia subrosea, Agrotis subrosea
Toelichting Nederlandse naam

Deze aarduil is gebonden aan moerassen en hoogveengebieden. Dat de rups op of in de grond zou leven is waarschijnlijk afkomstig van de Duitse soortnaam.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

subrosea: sub- is iets en roseus is rooskleurig, blozend; naar de tint op de voorvleugel.

Auteursnaam en jaartal
(Stephens, 1829)

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

schijn-nonvlinder
Panthea coenobita

tweestreepgrasuil
Mythimna turca

sigma-uil
Eugraphe sigma

goudvenstertje
Plusia festucae

oorsilene-uil
Hadena irregularis

zwarte witvleugeluil
Aporophyla nigra

alle soorten uit deze familie