bruine breedvleugeluil Diarsia brunnea

Familie
uilen (NOCTUIDAE)
Onderfamilie
Noctuinae / Diarsia brunnea
Groep
Nachtvlinder die nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(goed op gelijkende soorten letten)
Zeldzaamheid

Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor; vooral in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.

Rode lijst
kwetsbaar

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 16-20 mm. De voorvleugel is breed en vergeleken met andere Diarsia-soorten meestal vrij effen getekend. De grondkleur varieert van rozeachtig bruin tot warm purperachtig bruin; verse exemplaren hebben vaak een blauwviolette weerschijn. De niervlek heeft dezelfde kleur als de rest van de vleugel met een lichte omtrek, of is helemaal licht strokleurig en valt daardoor juist extra goed op. Het gedeelte van het wigvormige vlak tussen de ringvlek en niervlek is meestal zwartachtig. De golflijn kenmerkt zich door een grillig verloop.

Kenmerken rups

Tot 33 mm; plomp, lichaam licht of donker roodachtig bruin, beneden de spiracula lichter; over het midden van de rug een gebroken witte lengtestreep die door een rij bleke, chevron-achtige vlekken loopt; over de rugzijde van segment elf een opvallende, geelachtig witte dwarsband; kop glimmend bruin met twee donkere banden.

Gelijkende soorten vlinder

Zie de variabele breedvleugeluil (D. mendica), de moerasbreedvleugeluil (D. dahlii), de moerasheide-aarduil (Protolampra sobrina), de hoogveenaarduil (Coenophila subrosea) en de ruituil (Xestia stigmatica).

variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
NOCTUIDAE: Noctuinae

moerasbreedvleugeluil
Diarsia dahlii
NOCTUIDAE: Noctuinae

hoogveenaarduil
Coenophila subrosea
NOCTUIDAE: Noctuinae

Expres niet primair want afwijkende kleur

moerasheide-aarduil
Protolampra sobrina
NOCTUIDAE: Noctuinae

ruituil
Xestia stigmatica
NOCTUIDAE: Noctuinae

Vliegtijd en gedrag

Half mei-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.

Levenscyclus

Rups: augustus-mei. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag; verpopt zich in de grond. De soort overwintert als rups op de grond.

Waardplanten

Vóór de overwintering vooral kruidachtige planten, waaronder vingerhoedskruid, zuring, weegbree en helmkruid; daarna ook houtige planten en loofbomen zoals bosbes, struikhei, wilg, braam en berk.

Habitat

Loofbossen en met bomen begroeide heiden.

Zeldzaamheid

Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor; vooral in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.

België

Vrij algemeen in het hele land. In bosrijke regio's algemeen.

Mondiaal

Europa naar het noorden tot Midden-Scandinavië en naar het zuiden Noord-Spanje, Noord-Italië (een geïsoleerd voorkomen in Basilicata), Servië, Bulgarije, Noord-Kaukasus. Noord-Azië tot Sachalin, Japan en de Koerilen, ook in Noord-, Midden- en Zuid-China. In Noord-Amerika kwam D. brunnea hospitalis (Grote,1882) voor, maar dat is tegenwoordig een zelfstandige soort D. jucunada (Walker, 1857) (Franclemont & Todd, 1983).

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Engelse naam
Purple Clay
Duitse naam
Braune Erdeule
Franse naam
le Point noir , la Noctulelle brune
Synoniemen
Agrotis brunnea, Rhyacia brunnea, Noctua brunnea
Toelichting Nederlandse naam

De vlinders van het Genus Diarsia hebben brede voorvleugels. In rust valt dat niet zo sterk op omdat beide vleugels ver over elkaar heen gevouwen worden. Deze soort is de bruinste van de breedvleugeluilen. Ook de Latijnse soortnaam wijst op de bruine grondkleur.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Diarsia: diarsis is een opstanding. De betekenis daarvan is niet duidelijk. Hübner geeft geen uitleg. Er zou een verband mogelijk zijn met een haarpluimpje op het anale deel van het mannetje en dat zou soms rechtop komen te staan.
brunnea: brunneus is bruin, naar de grondkleur van de vlinder.

Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

chi-uil
Antitype chi

akkerwinde-uil
Tyta luctuosa

hazelaaruil
Colocasia coryli

dubbelstipvoorjaarsuil
Anorthoa munda

brildrager
Egira conspicillaris

moerasgoudvenstertje
Plusia putnami

alle soorten uit deze familie