Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Verse vlinders hebben een bleekgroene kleur, die vrij snel verbleekt tot melkwit. De witte centrale dwarslijnen zijn vrij regelmatig waarbij de buitenste vrijwel recht verloopt. Doorgaans blijven deze lijnen duidelijk zichtbaar. Anders dan bij de andere zomervlinders bevindt zich op de achtervleugel behalve een buitenste ook een binnenste dwarslijn; soms is deze lijn onduidelijk. Het mannetje heeft fijn geveerde antennen; deze zijn relatief kort.
Tot 21 mm; lichaam lang en zeer dun; helder groen, insnijdingen tussen de segmenten lichter en roodachtige vlekken op de rug; het eerste segment van de thorax met twee keglvormige punten gelijk aan die van de diep ingesneden kop.
De dwarslijnen van de spaansgroene zomervlinder (J. putata) zijn enigszins gebogen, grillig en scherp getand. Niet-verse exemplaren van beide soorten, waarvan de dwarslijnen zijn vervaagd, kunnen soms echter moeilijk van elkaar onderscheiden worden. Het mannetje heeft iets breder geveerde antennen.
De smaragdgroene zomervlinder (Chlorissa viridata) is altijd donkerder van kleur, ook als de vlinder sterk afgevlogen is, en heeft op de achtervleugel nooit een tweede dwarslijn; bovendien zijn de antennen van het mannetje niet geveerd.
Andere witachtige spanners met een soortgelijk uiterlijk (zoals de Scopula- en Idaea-soorten) hebben altijd donkere dwarslijnen.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de beide Jodis-soorten.
Smaragdgroene zomervlinder (Chlorissa viridata), geblokte zomervlinder (Thalera fimbrialis), tere zomervlinder (Hemistola chrysoprasaria), spaansgroene zomervlinder (Jodis putata) en kleine zomervlinder (Hemithea aestivaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
spaansgroene zomervlinder
Jodis putata
GEOMETRIDAE: Geometrinae
tere zomervlinder
Hemistola chrysoprasaria
GEOMETRIDAE: Geometrinae
kleine zomervlinder
Hemithea aestivaria
GEOMETRIDAE: Geometrinae
smaragdgroene zomervlinder
Chlorissa viridata
GEOMETRIDAE: Geometrinae
geblokte zomervlinder
Thalera fimbrialis
GEOMETRIDAE: Geometrinae
Half april-half augustus in één, soms twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders vliegen vooral bij het invallen van de schemering rond laag berkenstruweel of langs heggen. Ze komen in kleine aantallen op licht.
Rups: mei-oktober. De soort overwintert als kleine groene pop tussen bladeren.
Berk, eik, hazelaar en bosbes.
Open bossen en struwelen op heiden of graslanden; soms in tuinen ver weg van de gebruikelijke habitat.
Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa en Azië tot Japan. In het noorden tot Midden-Scandinavië, in het zuiden Italië en de Balkan. Ook in Noordoost-Turkije en het Kaukasusgebied (Viidalepp, 1996)
De zomervlinders vliegen in de zomermaanden. De vleugelkleur is zachtgroen en in de tijd verlopend naar wit. Ook de Latijnse soortnaam wijst op deze melkachtige kleur.
Jodis: iodes is als roest. Dit wijst op de snelle achteruitgang van de groene kleur. 'Verzamel geen schatten op aarde die door gedierte en roest worden verteerd'. (Mattheus 6: 19).
lactearia: lactus is melkachtig. Van de zeer bleke groene kleur van de vleugels die snel verkleuren naar wit. Linnaeus beschreef deze vlinder ook als wit.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bruine oogspanner
Cyclophora quercimontaria
ligusterblokspanner
Trichopteryx polycommata
dubbelhoekbandspanner
Euphyia biangulata
klaverbandspanner
Scotopteryx bipunctaria
zwartbandspanner
Xanthorhoe fluctuata
gestreepte goudspanner
Camptogramma bilineata