Zeldzaam. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze uil heeft dezelfde vorm en rusthouding als de verwante soorten. De voorvleugel is donker rood- of paarsachtig bruin en uitgebreid gemarmerd met roze of licht paarsachtig bruin. Dicht bij de binnenrandhoek ligt langs de achterrand een glanzende grijsachtig groene vlek. Kenmerkend is de in het midden samengeknepen zwarte niervlek, die vaak omrand is met een fijne zilverkleurige lijn. De lichte Y-vormige vlek in het midden van de voorvleugel is variabel van vorm; vaak is deze vlek in tweeën gesplitst tot een V met vlak daarnaast een rond vlekje.
De voorvleugel van de jota-uil (A. jota) is lichter en heeft een meer rozeachtig rode tint; de niervlek is, indien aanwezig, niet of nauwelijks omlijnd. Zie ook de gamma-uil (A. gamma).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Autographa pulchrina en A. jota.
Turkse uil (Chrysodeixis chalcites), koperuil (Diachrysia chrysitis), gelduil (Polychrysia moneta), goudvenstertje (Plusia festucae), moerasgoudvenstertje (Plusia putnami), gamma-uil (Autographa gamma), jota-uil (Autographa jota) en zilvervenster (Autographa bractea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
turkse uil
Chrysodeixis chalcites
NOCTUIDAE: Plusiinae
koperuil
Diachrysia chrysitis
NOCTUIDAE: Plusiinae
goudvenstertje
Plusia festucae
NOCTUIDAE: Plusiinae
moerasgoudvenstertje
Plusia putnami
NOCTUIDAE: Plusiinae
gelduil
Polychrysia moneta
NOCTUIDAE: Plusiinae
zilvervenster
Autographa bractea
NOCTUIDAE: Plusiinae
jota-uil
Autographa jota
NOCTUIDAE: Plusiinae
gamma-uil
Autographa gamma
NOCTUIDAE: Plusiinae
Begin mei-eind juli in één generatie; in gunstige jaren soms een partiële tweede generatie in augustus-september. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht; ze bezoeken bloemen.
Rups: juli-mei. De rups foerageert vooral ´s nachts en verbergt zich overdag laag bij de grond op de waardplant. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon die gevormd wordt in een opgerold blad van de waardplant.
Diverse kruidachtige planten, waaronder brandnetel, bosandoorn, jakobskruiskruid en kamperfoelie.
Bossen, struwelen, heiden, ruige graslanden en tuinen.
Zeldzaam. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: bedreigd.
Zeldzaam. Wijdverbreid in de Vlaamse Ardennen en de oostelijke helft van Vlaanderen. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Bijna geheel Europa; zuidelijk tot Noord-Spanje, Zuid-Italië, Griekenland en Bulgarije. Naar het noorden tot de Shetland-eilanden, Noord-Scandinavië (tot boven de poolcirkel) en naar het oosten tot de Midden-Oeral. Tot voor kort werden de aziatische bureautica (Staudinger, 1892), urupina (Bryk, 1942) en kinjana (Wiltshire, 1961) gezien als ondersoorten van pulchrina maar zijn nu zelfstandige soorten. Het areaal van pulchrina blijkt zich dus tot Europa te beperken.
Deze prachtig gekleurde en getekende uil lijkt veel op de jota-uil (voor nadere toelichting zie daar) maar maakt een donkerder indruk.
Autographa: autographos is met eigen hand geschreven; naar de lettertekens (gamma, jota e.d.) die de soort zelf op zijn vleugels heeft geschreven.
pulchrina: komt van pulcher is mooi. Wijzend op de mooie letter Y op de vleugel. Haworth heeft in 1802 voorgesteld om alle noctuïden de uitgang -ina te geven.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wortelstreepgrasuil
Mythimna sicula
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga
bleke stofuil
Athetis gluteosa
bleke grasuil
Mythimna pallens
populierenvoorjaarsuil
Orthosia populeti
hyena
Cosmia trapezina