Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt in de duinen en elders langs de kust. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-13 mm. De witachtige tot strokleurige voorvleugel heeft een gelijkmatig uiterlijk, waarop met name de buitenste dwarslijn duidelijk zichtbaar is als een sterk gebogen rij donkere stippen of streepjes. De niervlek is hooguit vaag zichtbaar. De achtervleugel is grijs.
De voorvleugel van de gele duinrietboorder (P. fluxa) is verdonkerd óp de aderen, terwijl de voorvleugel van de vale duinrietboorder verdonkerd is tússen de aderen; bovendien begint de gele duinrietboorder over het algemeen pas te vliegen als de vale duinrietboorder uitgevlogen is. Ook is bij de gele duinrietboorder de niervlek doorgaans beter zichtbaar, met name door een grijze vlek langs de rand van de binnenste lob, en is de rij stippen waaruit de buitenste dwarslijn bestaat zwakker. Bij de zeggeboorder (Denticucullus pygmina) loopt over het midden van de vleugel langs de hoofdader een duidelijke donkergrijze of bruine veeg van waaruit diverse donkere strepen langs de aders het zoomveld in lopen.
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
NOCTUIDAE: Hadeninae
Zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), bochtige smele-uil (Photedes minima), zandhaverboorder (Longalatedes elymi), gele duinrietboorder (Photedes fluxa), zeggeboorder (Denticucullus pygmina), russenuil (Coenobia rufa) en herfst-rietboorder (Rhizedra lutosa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
russenuil
Coenobia rufa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
NOCTUIDAE: Hadeninae
bochtige smele-uil
Photedes minima
NOCTUIDAE: Hadeninae
herfst-rietboorder
Rhizedra lutosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin mei-begin juli in één generatie; latere waarnemingen berusten waarschijnlijk op verwarring met Chortodes fluxa. De vlinders zijn actief vanaf de schemering en komen op licht; ook laat in de nacht en tegen zonsopkomst. Soms worden ze rustend op de waardplant aangetroffen.
Rups: augustus-mei. Meteen na het uitkomen kruipt de rups in een stengel van de waardplant en eet daarna meerdere halmen uit. De soort overwintert als halfvolgroeide rups onder in een stengel. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon tussen de bladeren onder aan de waardplant.
Duinriet en hennegras.
De iets drogere delen van moerassen of andere moerasachtige gebieden en duinen.
Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt in de duinen en elders langs de kust. RL: bedreigd.
Vrij zeldzaam, maar lokaal algemeen in de kuststreek; zeldzaam in het binnenland met concentraties aan vindplaatsen rondom Antwerpen, Mechelen en Brussel. Elders zeer zeldzaam. In Wallonië lokaal, met recente waarnemingen in Luik en Namen.
Alleen in het centrale deel van Europa: Zuid- en Midden-Engeland, Noordoost-Frankrijk (naar het zuiden tot Parijs), de Benelux, Duitsland, zuidelijk tot in het Midden- en Oberrheingebied en in het noordelijke Alpenvoorland, in Zwitserland bij Basel, oostelijk Oostenrijk, Slovenië, Zuid-Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Naar het noorden tot Denemarken, Zuid- en Midden-Zweden, Zuid-Finland en Königsberg. Noord- en Midden-Azië tot in Mongolië.
De rupsen van de rietboorders leven in rietstengels.
P. fluxa en P. extrema zijn beide gespecialiseerd op duinriet. Fluxa is geler dan extrema en extrema is valer dan fluxa.
extrema: extremus is een uiterste, een grootste of een kleinste dus. Hier de laatste betekenis. Dezelfde situatie als bij P. minima. Hübner beschreef de soort in Noctua en daarin was hij evenals minima een van de kleinste.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schijn-nonvlinder
Panthea coenobita
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
sigma-uil
Eugraphe sigma
goudvenstertje
Plusia festucae
oorsilene-uil
Hadena irregularis
zwarte witvleugeluil
Aporophyla nigra