Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-16 mm. De voorvleugel is hoekig van vorm en heeft een spitse vleugelpunt. Kenmerkend zijn de roze- of paarsachtig bruine kop en schouders die sterk contrasteren met de heldere goudgele grondkleur van de voorvleugel en van het borststuk. De tekening op de voorvleugel bestaat uit roze- of paarsachtig bruine vlekken en een brede onregelmatige dwarsband op de grens van het middenveld en het zoomveld. De binnenste lob van de niervlek is nauwelijks donkerder gevuld en vormt vrijwel één geheel met deze band. Er is enige variatie mogelijk. Soms bestaat de middenband slechts uit enkele geschulpte en onderbroken dwarslijnen. Er zijn ook exemplaren die op de niervlek na vrijwel geen tekening hebben.
De gewone gouduil (X. icteritia) is lichter geel van kleur en de kop en de schouders hebben dezelfde kleur als het borststuk en de vleugels; de binnenste lob van de niervlek is zwartachtig en altijd goed te onderscheiden.
gewone gouduil
Xanthia icteritia
NOCTUIDAE: Hadeninae
Gewone gouduil (Xanthia icteritia), saffraangouduil (Tiliacea aurago) en iepengouduil (Xanthia gilvago).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
saffraangouduil
Tiliacea aurago
NOCTUIDAE: Hadeninae
gewone gouduil
Xanthia icteritia
NOCTUIDAE: Hadeninae
iepengouduil
Xanthia gilvago
NOCTUIDAE: Hadeninae
Augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De rups leeft eerst in de katjes van de waardplant, later op de bladeren. Rupsen die met de katjes op de grond vallen, leven van kruidachtige planten. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin ongeveer zes weken later. De eieren worden in kleine rijtjes afgezet dicht bij de knoppen op een tak van de waardplant; de soort overwintert als ei.
Wilg en populier; later ook diverse kruidachtige planten, waaronder zuring.
Loofbossen, struwelen, moerassen, heiden en andere plaatsen waar de waardplant groeit; ook tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa, Azië en Noord-Amerika. In Europa noordelijk tot de poolcirkel en zuidelijk tot Noord-Spanje, Midden-Italië, Noord-Griekenland en noordelijk Klein-Azië.
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.
Wat de waardplant van deze soort betreft: wilg en populier; later ook diverse kruidachtige planten, waaronder zuring.
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).
togata: togatus is een toga dragend. De toga van de Romeinse senatoren had een 'latus clavus', een brede paarse band. Ook deze soort heeft een dergelijke band op de voorvleugels.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
roodbruine herfstuil
Agrochola nitida
vale stofuil
Athetis hospes
aardappelstengelboorder
Hydraecia micacea
kadeni-stofuil
Caradrina kadenii
grote bosbesuil
Eurois occulta
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma