zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola

Familie

dikkopjes (HESPERIIDAE)

Zeldzaamheid

Een algemene standvlinder die vrijwel overal voorkomt, alleen wat schaarser in delen van het rivierengebied, de Flevopolders, het Utrechts veenweidegebied en in Noord-Holland.

Rode lijst

thans niet bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind juni-eind augustus in één generatie. De vlinders besteden veel tijd aan het drinken van nectar. Belangrijke nectarplanten zijn slangenkruid, akkerdistel en moerasrolklaver. De mannetjes worden ook vaak drinkend bij modderpoelen, waterkanten of uitwerpselen waargenomen.

Levenscyclus

Rups: half april-half juli. Vanuit een zelfgemaakt kokertje zoekt de rups zijn voedsel. De verpopping vindt plaats in een cocon van bladeren aan de basis van de waardplant. De platte, witte eieren worden in kleine groepjes afgezet in bladscheden van breedbladige grassen. De soort overwintert als ei.

ei-afzet
Bij het afzetten van de eitjes oriënteert het vrouwtje zich op de niet beschaduwde delen van ruigten. Zodra zij op een geschikte waardplant (een breedbladige grassoort) is geland, loopt ze langs de stengel naar beneden. Vervolgens gaat ze weer langzaam naar boven, waarbij het achterlijf op vijftien tot twintig centimeter van de grond in de bladschede van een dorre stengel wordt gestoken. Daarin worden de platte, witte eitjes in strengen van vier of vijf afgezet, waar ze ook overwinteren. Ook kan het voorkomen dat eitjes tussen de (verdorde) bloeiwijze worden gelegd. Als een eitje valt kan het ook in de strooisellaag overwinteren.

rups en verpopping
In april komt de rups uit en spint meteen een kokertje van een blad. Vanuit dat kokertje voedt de rups zich met malse grassprieten. In juni spint de rups een cocon van bladeren, meestal aan de basis van de waardplant waarin de verpopping plaatsvindt.

vlinders
De vlinders voeden zich met nectar van verschillende kruiden zoals slangenkruid, akkerdistel of moerasrolklaver. De mannetjes houden laag boven de vegetatie patrouillevluchten. Omdat een vrouwtje gewoonlijk maar één keer paart, trachten mannetjes als eerste bij haar te zijn. Mannetjes vliegen al bij lagere temperaturen dan vrouwtjes. Een mannetje dat bij minder gunstige weersomstandigheden kan vliegen, heeft een grotere kans een vrouwtje te vinden. Vrouwtjes komen 's ochtends uit de pop en paren vaak al terwijl ze nog opdrogen. Mannetjes baltsen met vrouwtjes die kunnen vliegen in een golvende vlucht, waarna de paring plaatsvindt op een grasspriet. Vrouwtjes die al hebben gepaard, weigeren nog eens te paren. Vrouwtjes zonnen meer dan mannetjes. Mannetjes worden vaker drinkend bij modderpoelen, waterkanten of uitwerpselen waargenomen. Dat doen ze om hun zoutvoorraad aan te vullen. Tijdens de paring geeft het mannetje namelijk ongeveer een derde van zijn zoutvoorraad via het sperma aan het vrouwtje door, wat nodig is voor de ontwikkeling van de eitjes. De dichtheid van vlinders op de vliegplaatsen is hoog tot zeer hoog, zo'n 60 tot 170 vlinders per hectare.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Essex Skipper

Duitse naam

Schwarzkolbiger Dickkopffalter, Schwarzkolbiger Braundickkopffalter

Franse naam

Le Ligné

Oud Nederlandse naam

bruin dikkopje, geel dikkopje, klein dikkopje

Synoniemen

Adopoea lineola, Hesperia lineola, Adopaea lineola

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Thymelicus: thumelikos is een koorlid in Griekse drama's. Het koor werd gevormd door de dansers en de naam heeft relatie met de levendige manier van vliegen van de vlinders.
lineola: lineola is een verkleining van linea, een streepje dus. Dat streepje is het kenmerk van het mannetje.

Auteursnaam en jaartal

(Ochsenheimer, 1808)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 12-14 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt dezelfde kleur als de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is zwart. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.

Kenmerken rups

Tot 20-24 mm. Het lijf is grasgroen met witachtig groene lijnen en dus lijkt hij sterk op T. sylvestris. Toch goed daarvan te onderscheiden door de duidelijke bruine en witte strepen boven op de kop.

Gelijkende soorten vlinder

Zie het geelsprietdikkopje. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.

Gelijkende soorten rups

Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris), bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) en spiegeldikkopje (Heteropterus morpheus).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Gelijkende soorten vlinder

Gelijkende soorten rups

Bescherming

Aanbevolen beheersmaatregel

De soort behoeft geen speciale beschermingsmaatregelen. Plaatselijke vlindervriendelijke maatregelen kunnen de stand bevorderen. Dat kan door:

  • een deel van de ruigere vegetaties in de winter te laten overstaan, zodat de eitjes ongestoord kunnen ontwikkelen. Ook de rupsen ontwikkelen zich het beste in ruige vegetaties. Daarom heeft extensieve begrazing of een gefaseerd maaibeheer de voorkeur boven intensieve beheervormen (zie ook bij geelsprietdikkopje).
  • te zorgen voor voldoende aanbod van nectar tijdens de vliegtijd. Het zwartsprietdikkopje heeft een hoge nectarbehoefte. In de maanden juli en augustus moeten voldoende nectarrijke kruiden in bermen, dijken en graslanden bloeien.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Graslanden en ruigten met overjarige grassen en nectarrijke kruiden. Vaak langs bosranden, in bermen en op dijken.

Planten

Waardplanten zijn verschillende grassoorten waaronder gladde witbol, kropaar, engels raaigras, timoteegras, duinriet en kweek, die groeien op zonnige plaatsen.

Waardplant

Kortsteel
Brachypodium

Duinriet
Calamagrostis

Kropaar
Dactylis

Kweek
Elytrigia

Zwenkgras
Festuca

Witbol
Holcus

Raaigras
Lolium

Timoteegras
Phleum

Tijdschriften

Projecten

Soorten uit dezelfde familie dikkopjes (HESPERIIDAE)

Alle soorten uit deze familie