Vrij zeldzaam. Komt verspreid en lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14 mm. In tegenstelling tot de meeste verwante soorten rust deze snuituil met de vleugels uitgespreid als een spanner. De grondkleur van de voorvleugel varieert van licht reebruin tot zandbruin, vaak enigszins groenachtig getint. Opvallend zijn de twee geelachtige dwarslijnen waarvan de buitenste doorloopt over de achtervleugel; de dwarslijnen zijn altijd lichter dan de grondkleur van de vleugel. De middenvlek is zichtbaar als een smal geelachtig lijntje.
Zie de gele snuituil (Paracolax tristalis).
gele snuituil
Paracolax tristalis
EREBIDAE: Phytometrinae
Gepluimde snuituil (Pechipogo plumigeralis) en lijnsnuituil (Herminia tarsipennalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
lijnsnuituil
Herminia tarsipennalis
EREBIDAE: Phytometrinae
gepluimde snuituil
Pechipogo plumigeralis
EREBIDAE: Phytometrinae
Half mei-begin oktober in twee generaties. De vlinders komen op licht en zijn overdag vrij gemakkelijk uit bladeren of takken te kloppen.
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Eik; minder vaak beuk en tamme kastanje. Ook afgevallen blad van deze bomen.
Bossen (met name open plekken en bosranden), struwelen en windsingels.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid en lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij zeldzaam, maar wijdverbreid in alle provincies; lokaal vrij algemeen. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Zuid-Frankrijk, Noord-Italië en de Balkan tot Klein-Azië en de Kaukasus. Naar het oosten verder tot Japan. In Noord-Europa komt deze soort voor in Zuid-Engeland en in Zuid- en Midden-Scandinavië.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Deze soort heeft een paar kenmerkende gele lijnen op voor- en achtervleugel.
Trisateles: tris- is drie keer en ateles is niet afgemaakt, zonder resultaat. Er zijn drie pogingen gedaan om deze soort een plaats te geven in het totale systeem. Eerst was het een pyralide; Hübner maakte er een Aethes van, Duponchel bracht hem onder bij Sophronia en Spuler in Standfussia. Tams hoopt dat zijn vierde poging van blijvende aard zal zijn.
emortualis: emortualis is behorend bij de dood; naar de grondkleur die dicht bij die van dode bladeren komt.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
blauw weeskind
Catocala fraxini
baardsnuituil
Pechipogo strigilata
naaldboombeertje
Eilema depressa
wit weeskind
Catephia alchymista
grote beer
Arctia caja
geel grasbeertje
Coscinia striata