Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 11-14 mm. Deze spinneruil wordt vanwege de rusthouding in eerste instantie vaak aangezien voor een spanner; de vlinder houdt de uitgespreide vleugels plat tegen een boomstam of een paaltje gedrukt. De houtskoolachtige kleur van de vleugels en de crèmekleurige vlekjes en afzettingen langs de dwarslijnen vormen een kenmerkende combinatie. Bij afgevlogen exemplaren is in het zoomveld vaak een brede beige band zichtbaar.
De rups van de paddenstoeluil kan verward worden met rupsen van de Eilema-soorten (de kleine beertjes).
klein kokerbeertje
Eilema pygmaeola
EREBIDAE: Boletobiinae
plat beertje
Eilema lurideola
EREBIDAE: Boletobiinae
felgeel beertje
Eilema lutarella
EREBIDAE: Boletobiinae
geel beertje
Eilema sororcula
EREBIDAE: Boletobiinae
streepkokerbeertje
Eilema complana
EREBIDAE: Boletobiinae
glad beertje
Eilema griseola
EREBIDAE: Boletobiinae
naaldboombeertje
Eilema depressa
EREBIDAE: Boletobiinae
Half juni-eind augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot begin oktober. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer; soms worden ze overdag opgejaagd.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups. De verpopping vindt plaats in een met algen en korstmossen gecamoufleerde ovale cocon die vrij aan twee spinseldraden hangt.
Paddenstoelen, waaronder berkenzwam (Piptoporus betulinus) en elfenbankje (Trametes versicolor) en korstmossen op dode loofbomen, vooral berken.
Vochtige bossen en met bomen begroeide heiden; de soort komt soms met brandhout in tuinen terecht. Beschutting en een hoge luchtvochtigheid zijn belangrijke voorwaarden voor het voorkomen van deze soort.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in het hele land. Komt wijdverbreid voor in lage aantallen.
Een Noord-Mediterrane-soort die voorkomt van het zuiden van het Iberisch schiereiland tot Rusland en Klein-Azië. Naar het noorden tot Zuid-Engeland en Zuid-Scandinavië.
De rups van deze soort leeft (vooral) van elfenbankjes en berkenzwammen, een ongewoon menu voor een Nederlandse nachtvlinder.
Parascotia: para is naast, anders dan; anders dan het genus Scotia dus en Scotia is een junior-synoniem voor Agrotis en betekent duisternis. Hübner dacht niet aan een gelijkenis met Scotia, hij wilde alleen benadrukken dat dit genus ook donkere soorten omvat.
fuliginaria: fuligo, fuliginis is met roet bedekt, naar de grondkleur van deze soort; -aria omdat Linnaeus hem beschreef als spanner.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wikke-uil
Lygephila pastinum
engelse beer
Arctia festiva
naaldboombeertje
Eilema depressa
blauw weeskind
Catocala fraxini
bleek beertje
Nudaria mundana
stippelsnuituil
Macrochilo cribrumalis