Vrij zeldzaam. Komt lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; de meeste meldingen komen van de Veluwe en van de Utrechtse Heuvelrug. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 18-20 mm. Een belangrijk kenmerk van deze soort is de donkerbruine vierkante vlek op de voorvleugel, halverwege de buitenste dwarslijn. Wanneer deze vierkante vlek vaag is of wegvalt tegen de donkere zoom, is de grijswitte, of in elk geval lichtere, brede middenband, die contrasteert met de donkerdere vleugelzoom, een belangrijk hulpmiddel bij de herkenning. Dit kenmerk ontbreekt bij de zeldzame zwarte vormen, die meestal alleen nog een wit wortelveld, heel vaag een licht afgezette buitenste dwarslijn en een lichte golflijn bezitten.
De gewone spikkelspanner (Ectropis crepuscularia) heeft op dezelfde plek waar bij de vierkantspikkelspanner de vierkante vlek aanwezig is, een donkere markering die er enige gelijkenis mee vertoont, maar de adervork ontbreekt bij deze laatste. De achterrand van de achtervleugel is bij de vierkantspikkelspanner sterker geschulpt. Zie ook de geringde spikkelspanner (Cleora cinctaria).
geringde spikkelspanner
Cleora cinctaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
gewone spikkelspanner
Ectropis crepuscularia
GEOMETRIDAE: Ennominae
Donker klaverblaadje (Macaria alternata) en klaverblaadje (Macaria notata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
klaverblaadje
Macaria notata
GEOMETRIDAE: Ennominae
donker klaverblaadje
Macaria alternata
GEOMETRIDAE: Ennominae
Half maart-eind juli in één generatie. De vlinders kunnen overdag op boomstammen worden gevonden of worden opgejaagd uit het struikgewas. Ze komen op licht.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in de grond.
Diverse bomen, met een voorkeur voor berk; ook beuk, eik en bosbes.
Loofbossen, gemengde bossen en dichte struwelen; soms ook parken en grote tuinen.
Vrij zeldzaam. Komt lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; de meeste meldingen komen van de Veluwe en van de Utrechtse Heuvelrug. RL: niet bedreigd.
Zeldzaam en zeer lokaal in Namen en Luxemburg.
Van de Britse eilanden via de gematigde zone tot Oost-Azië; in het zuiden Portugal, Frankrijk, Italië en een paar Balkanlanden; ontbreekt echter ook vaak in delen van deze gebieden. In het noorden tot Zuid-Scandinavië.
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Vierkant verwijst naar de donkerbruine vierkante vlek op de voovleugels halverwege de buitenste dwarslijn.
Paradarisa: para is naast en Darisa is een tropisch genus; heeft dus veel gemeen met het Darisa-genus, het verschil zit in de bouw van de antennen.
consonaria: consonus is strokend met, passend bij; een mogelijke uitleg is: de vlinder zit geregeld op boomstammen en past daar zeer goed bij. Het kan ook betekenen: lijkt veel op nabije andere soorten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bruinbandspanner
Scotopteryx chenopodiata
lariksdwergspanner
Eupithecia lariciata
witroze stipspanner
Scopula emutaria
rode dennenspanner
Hylaea fasciaria
zuidelijke stipspanner
Idaea trigeminata
dunvlerkspanner
Lycia hirtaria