Vrij algemeen. Een soort die een merkwaardige verspreiding vertoont met vier ver uit elkaar liggende verspreidingsgebieden. De meeste waarnemingen komen uit de zuidwesthoek van het land, Zuid-Limburg, Oost-Groningen en van de duinen op enkele Waddeneilanden; sinds 2000 wordt de soort ook vaker op andere plekken in het land waargenomen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Nogal variabel van kleur, maar gemakkelijk te herkennen. De voorvleugel is effen geelbruin of dofbruin met een duidelijke donkerder bruine dwarsband. Deze dwarsband bestaat uit een aantal smallere banden, waarvan de middelste lichter en vaak grijsachtig getint is. Meestal is er een donker schuin streepje in de vleugelpunt aanwezig.
Tot 25 mm; lichaam roze-achtig grijs, soms met een blauwachtig grijze zweem, over de rug een donkergrijze middenstreep met aan weerszijden daarvan een bruingezoomde, bleek geelachtige streep; onderzijde lichtgrijs; vlekjes en spiracula zwart; kop roze-achtig grijs, licht ingesneden.
De malvabandspanner (Larentia clavaria) is groter, fijn bespikkeld en de binnenrand van de middenband is getand of voorzien van twee duidelijke inkepingen; ook heeft de malvabandspanner witachtige randen langs de dwarslijnen en een zwakke zigzaggende golflijn. De bruine snuituil (Hypena proboscidalis) heeft zeer lange palpen en een andere dwarslijnen-tekening.
malvabandspanner
Larentia clavaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bruine snuituil
Hypena proboscidalis
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Klaverbandspanner (Scotopteryx bipunctaria), vroege bremspanner (Scotopteryx mucronata), late bremspanner (Scotopteryx luridata) en bruine bosrankspanner (Horisme vitalbata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
vroege bremspanner
Scotopteryx mucronata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
late bremspanner
Scotopteryx luridata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
klaverbandspanner
Scotopteryx bipunctaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bruine bosrankspanner
Horisme vitalbata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Begin juni-eind augustus in één generatie. De vlinders kunnen overdag gemakkelijk opgejaagd worden uit het gras of uit andere lage vegetatie. Ze kunnen in het donker op bloemen worden waargenomen, maar komen slechts in kleine aantallen op licht.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups en verpopt zich waarschijnlijk in de strooisellaag.
Diverse grassen, wikke, klaver en lathyrus.
Open grazige plaatsen, waaronder graslanden, heiden, brede bospaden, struwelen, ruige bermen en duinen; soms tuinen in de omgeving van deze biotopen.
Vrij algemeen. Een soort die een merkwaardige verspreiding vertoont met vier ver uit elkaar liggende verspreidingsgebieden. De meeste waarnemingen komen uit de zuidwesthoek van het land, Zuid-Limburg, Oost-Groningen en van de duinen op enkele Waddeneilanden; sinds 2000 wordt de soort ook vaker op andere plekken in het land waargenomen. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam, maar wijdverbreid in het hele land; zeldzaam in de Kempen.
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa tot het Amoergebied en Sachalin (ssp. sibirica Bang - Haas, 1907); in het noorden tot Noord-Scandinavië, in het zuiden: Italië, Malta, de Balkan en het westen van Centraal-Azië tot Altaj.
De bandspanners hebben een bandtekening dwars over de vleugels.
Veel individuen binnen deze toch al bruine spanner tonen een of meer bruine banden.
Scotopteryx: skotos is duisternis en pteron is vleugel; wijzend op de donkere tekening op de vleugels van een aantal soorten, vooral de mediane band.
chenopodiata: Chenopodium is het plantengeslacht ganzevoet door Linnaeus foutief als waardplantengenus aan deze soort toegevoegd.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wilgendwergspanner
Eupithecia tenuiata
geblokte zomervlinder
Thalera fimbrialis
grote bruine spanner
Gnophos furvata
grijze dwergspanner
Eupithecia subfuscata
tijmstipspanner
Scopula decorata
melkwitte zomervlinder
Jodis lactearia