Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele oude waarnemingen bekend, vooral uit de jaren zestig van de vorige eeuw in Limburg en Noord-Brabant; daarna werd de soort lange tijd niet gezien. Zowel in 2002 als in 2008 is een exemplaar waargenomen in Liessel (Noord-Brabant). De soort is vanaf 2013 gezien in de Deurnse Peel.
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De tekening op de voorvleugel varieert van een markant patroon van lichtroze en zilvergrijze vlakken tot een tamelijk donker en onopvallend geheel met een roodachtig grijze tint.
De variabele breedvleugeluil (Diarsia mendica), de moerasbreedvleugeluil (Diarsia dahlii) en de bruine breedvleugeluil (Diarsia brunnea) zijn duidelijker getekend en hebben een zwarte stip tussen de ringvlek en de binnenrand van de voorvleugel. Zie ook de bruine zwartstipuil (Xestia baja) en de kastanjebruine uil (Xestia castanea).
bruine zwartstipuil
Xestia baja
NOCTUIDAE: Noctuinae
bruine breedvleugeluil
Diarsia brunnea
NOCTUIDAE: Noctuinae
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
NOCTUIDAE: Noctuinae
kastanjebruine uil
Xestia castanea
NOCTUIDAE: Noctuinae
moerasbreedvleugeluil
Diarsia dahlii
NOCTUIDAE: Noctuinae
Juli-augustus in één generatie. De vlinders komen op licht; soms op smeer en bloemen.
Rups: september-juni. De meeste rupsen zijn ´s nachts te vinden in mei en juni. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag, losse grond of mos. De soort overwintert als jonge rups.
Vóór de overwintering vooral bosbes, zuurbes en struikhei, daarna vooral hogere vegetatie zoals geoorde wilg en berk.
Veengebieden.
Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele oude waarnemingen bekend, vooral uit de jaren zestig van de vorige eeuw in Limburg en Noord-Brabant; daarna werd de soort lange tijd niet gezien. Zowel in 2002 als in 2008 is een exemplaar waargenomen in Liessel (Noord-Brabant). De soort is vanaf 2013 gezien in de Deurnse Peel.
Wellicht uitgestorven in Vlaanderen. Kwam voor 1980 in de Limburgse Kempen. In Wallonië zeer zeldzaam in de venen van de Hoge Ardennen.
Verspreiding is beperkt tot gebergten en moerassen van de gematigde, koelvochtige en subpolaire zones. In het westen de Pyreneeën en Schotland tot Kamtsjatka in het oosten. In Europa van noord naar zuid: Fins Lapland en de Alpen en de Karpaten.
Deze soortnaam is letterlijk overgenomen van de Duitse soortnaam; in ons land een uiterst zeldzaam beest.
sobrina: sobrina is een volle neef; lijkt dus veel op een andere soort n.l. E. subrosea. Spuler denkt daarbij echter aan D.mendica, D. dahlii of X. xanthographa.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
slanke groenuil
Actebia praecox
zuidelijke kamperfoelie-uil
Calliergis ramosa
stippelrietboorder
Protarchanara brevilinea
hoogveenaarduil
Coenophila subrosea
bonte marmeruil
Deltote deceptoria
getekende walstro-uil
Chersotis multangula