Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 18-21 mm. De voorvleugel is grotendeels effen gekleurd en de uilvlekken zijn slechts als, weliswaar duidelijke, zwarte contourlijnen zichtbaar. De ringvlek ligt samen met de tapvlek tegen de binnenste dwarslijn aan. De kleur van de voorvleugel varieert van zacht lichtbruin tot donker grijsachtig bruin, soms enigszins roodachtig getint. De tekening varieert nauwelijks.
Volgeling (Noctua comes), kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), zwarte-c-uil (Xestia c-nigrum), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kooluil (Mamestra brassicae), kleine huismoeder (Noctua interjecta) en splinterstreep (Naenia typica).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
volgeling
Noctua comes
NOCTUIDAE: Noctuinae
kleine huismoeder
Noctua interjecta
NOCTUIDAE: Noctuinae
open-breedbandhuismoeder
Noctua janthe
NOCTUIDAE: Noctuinae
kleine breedbandhuismoeder
Noctua janthina
NOCTUIDAE: Noctuinae
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
NOCTUIDAE: Noctuinae
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae
driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Noctuinae
bruine zwartstipuil
Xestia baja
NOCTUIDAE: Noctuinae
splinterstreep
Naenia typica
NOCTUIDAE: Noctuinae
kooluil
Mamestra brassicae
NOCTUIDAE: Noctuinae
Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders bezoeken bloemen en komen in kleine aantallen op smeer en licht; overdag kruipen ze soms weg in spleten.
Rups: augustus-mei. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag. De soort overwintert als jonge rups in de strooisellaag en verpopt zich in de grond.
In het najaar diverse kruidachtige planten; in het voorjaar allerlei loofbomen en struiken, waaronder wilg, berk, lijsterbes, sleedoorn en meidoorn.
Loofbossen, struwelen, parken en moerassen; soms ook tuinen.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam en sterk achteruitgegaan in Vlaanderen. Verspreide waarnemingen uit Antwerpen en Limburg. Vrij zeldzaam in Wallonië.
Noord- en Midden-Europa, Noord- en Midden-Azië tot Sachalin, Korea en Japan, noordelijk Noord-Amerika (in de vorm van de vroeger als zelfstandige soort beschouwde ssp. haruspica (Grote, 1875). In Zuid-Europa alleen in de bergen, zuidelijk tot de Pyreneeën, Abruzzen (Midden-Italië) en Bulgarije.
Van de dubbele pijl zit er op iedere voorvleugel één. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
De Engelse soortnaam wijst ook op de dubbele pijl.
Graphiphora: graphis is een manier om op tabletten van was te schrijven en phoreo is dragen; naar de pijlvormige vlek op de voorvleugel. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).
augur: augur is een waarzegger, een geestelijke; mogelijk omdat de onvolledige vlekken het uiterlijk van runetekens hebben. Fabricius geeft geen uitleg; een aantal van zijn namen zijn woordspelingen en mogelijk is dit er een van.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
geelbruine vlekuil
Amphipoea fucosa
kuifvlinder
Cucullia verbasci
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
roestuil
Mniotype satura
gerande marmeruil
Polia hepatica