Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 14-22 mm. Opvallend is de krijtwitte omtrek van de niervlek; onderaan de binnenrand van de niervlek liggen twee kleine witte vlekjes. Ook kenmerkend is de witachtige binnenrand van de golflijn met in het midden een witachtige W. De voorvleugel is doorgaans bruinachtig donkergrijs met lichtere bruine vlekken; soms is de grondkleur meer zwartachtig of juist lichter van kleur. Er is weinig variatie in tekening.
Tot 45 mm; lichaam verieert in kleur van bruin tot grijsachtig groen; langs de rug twee rijen zwarte vlekken, die zich op segment elf tot een zwarte, wigvormige vlek verenigen; langs de spiracula een brede, oranje, okerkleurig gele of lichtgroene lengteband; kop bleek geelachtig bruin of donkerbruin met lichtere tekening. De jonge rupsen zijn groen met gele ringen tussen de segmenten.
Zie de tandjesuil (Sideridis turbida) en de adusta-uil (Mniotype adusta).
adusta-uil
Mniotype adusta
NOCTUIDAE: Hadeninae
tandjesuil
Sideridis turbida
NOCTUIDAE: Hadeninae
Volgeling (Noctua comes),kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), dubbelpijl-uil (Graphiphora augur), zwarte-c-uil (Xestia c-nigrum), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kleine huismoeder (Noctua interjecta) en splinterstreep (Naenia typica).
Lijkt ook op kastanjebruine uil (Xestia castanea), nunvlinder (Orthosia gothica) en spurrie-uil (Anarta trifolii).
Rupsen zonder zwarte strepen op het achterlijf kunnen ook verward worden met de rups van de brede-w-uil (Lacanobia w-latinum).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
volgeling
Noctua comes
NOCTUIDAE: Hadeninae
kleine huismoeder
Noctua interjecta
NOCTUIDAE: Hadeninae
open-breedbandhuismoeder
Noctua janthe
NOCTUIDAE: Hadeninae
kleine breedbandhuismoeder
Noctua janthina
NOCTUIDAE: Hadeninae
dubbelpijl-uil
Graphiphora augur
NOCTUIDAE: Hadeninae
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
NOCTUIDAE: Hadeninae
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Hadeninae
driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Hadeninae
kastanjebruine uil
Xestia castanea
NOCTUIDAE: Hadeninae
bruine zwartstipuil
Xestia baja
NOCTUIDAE: Hadeninae
splinterstreep
Naenia typica
NOCTUIDAE: Hadeninae
spurrie-uil
Anarta trifolii
NOCTUIDAE: Hadeninae
brede-w-uil
Lacanobia w-latinum
NOCTUIDAE: Hadeninae
nunvlinder
Orthosia gothica
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half april-half oktober in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: het hele jaar door aan te treffen, maar vooral van mei tot oktober. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij of in de grond. De soort overwintert meestal als pop in een cocon in de grond en soms als rups.
Allerlei kruidachtige planten, waaronder vooral kool maar tevens zuring en melde. Ook loofbomen, waaronder wilg en eik.
Er bestaat weinig voorkeur voor een bepaald biotoop; de soort wordt vooral waargenomen in cultuurgebieden.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Algemeen in het hele land.
Heel Europa en via de gematigde zone tot Oost-Azië. De noordgrens: Scandinavië tot iets onder de poolcirkel; de zuidgrens: het Middellandse Zeegebied tot Voor- en Midden-Azië.
Koolsoorten zijn belangrijke waardplanten van deze soort. Zie verder bij 'toelichting wetenschappelijke naam' en de Engelse en Duitse soortnaam.
Ook in tuinbouwkringen heet deze soort al decennia-lang kooluil.
Mamestra: volgens Treitschke is Mamestra de hoofdstad van Lesser Armenia en heeft deze naam verder geen enthomologische betekenis.
brassicae: Brassica is het plantengeslacht kool dat inderdaad een aantal voedselplanten van de rups bevat.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wilgengouduil
Xanthia togata
zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
vlasbekuiltje
Calophasia lunula
bruine groenuil
Anaplectoides prasina
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
grote worteluil
Agrotis ipsilon