zwarte-c-uil Xestia c-nigrum

Familie
uilen (NOCTUIDAE)
Onderfamilie
Noctuinae / Xestia c-nigrum
Groep
Nachtvlinder die nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(goed tot redelijk goed te determineren)
Zeldzaamheid

Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.

Rode lijst
niet bedreigd

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 14-19 mm. Deze uil is te herkennen aan de opvallende strogele, soms enigszins rozeachtig of grijsachtig bruine driehoekige vlek langs de voorrand van de voorvleugel en het daaraan grenzende, scherp contrasterende zwarte vlak in de vorm van een hoekige C. De strogele kleur strekt zich vaak verder uit langs de voorrand, maar is daar altijd minder licht dan in de vlek zelf; de kraag is ook strokleurig. De rest van de voorvleugel is grijsachtig bruin of donkergrijs met soms een roodachtige bestuiving en een donkerder wortelveld. De achtervleugel is witachtig; langs de achterrand enigszins grijs bestoven.

Kenmerken rups

Tot 37 mm; lichaam grijsachtig bruin; over de rug een dubbele rij zwarte, wigvormige balken, die naar de staart toe groter worden en beneden de lijn van de spiracula een geelachtige lengteband; kop lichtbruin met donkerder bruine banden.

Gelijkende soorten vlinder

De trapeziumuil (X. ditrapezium) en de driehoekuil (X. triangulum) missen de opvallende strogele driehoekige vlek langs de voorrand; de achtervleugel is bij beide soorten donkerder met een zwakke middenvlek. Zie ook de nunvlinder (Orthosia gothica).

trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae

nunvlinder
Orthosia gothica
NOCTUIDAE: Noctuinae

driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Noctuinae

Gelijkende soorten rups

Volgeling (Noctua comes), kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), dubbelpijl-uil (Graphiphora augur), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kooluil (Mamestra brassicae), kleine huismoeder (Noctua interjecta) en splinterstreep (Naenia typica).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

volgeling
Noctua comes
NOCTUIDAE: Noctuinae

kleine huismoeder
Noctua interjecta
NOCTUIDAE: Noctuinae

open-breedbandhuismoeder
Noctua janthe
NOCTUIDAE: Noctuinae

kleine breedbandhuismoeder
Noctua janthina
NOCTUIDAE: Noctuinae

dubbelpijl-uil
Graphiphora augur
NOCTUIDAE: Noctuinae

trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae

driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Noctuinae

bruine zwartstipuil
Xestia baja
NOCTUIDAE: Noctuinae

splinterstreep
Naenia typica
NOCTUIDAE: Noctuinae

kooluil
Mamestra brassicae
NOCTUIDAE: Noctuinae

Vliegtijd en gedrag

Half april-eind november in twee, soms drie generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.

Levenscyclus

Rups: juni-juli en september-april. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een losse cocon in de grond.

Waardplanten

Diverse kruidachtige planten, waaronder brandnetel, zuring, dovenetel en wilgenroosje. Na overwintering ook bosbes, berk, wilg en sleedoorn.

Habitat

Bossen, moerassen, allerlei gecultiveerde gebieden en tuinen.

Zeldzaamheid

Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.

België

Zeer algemeen in het hele land.

Mondiaal

Nagenoeg heel Europa en Azië m.u.v. IJsland en de poolgebieden, ook in Noord-Afrika. Vroeger ook in Noord-Amerika maar daar zijn de c-nigrum-populaties alle omgevormd tot zelfstandige soorten (X. adela Franclemont, 1980 en X. dolosa Franclemont, 1980) (Franclemont & Todd 1983). Maar sinds kort is dolosa weer met c-nigrum gecombineerd (Mikkola, Lafontaine & Konomenko 1991) en adela is weer een ssp. van c-nigrum (Fibiger 1993).

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Engelse naam
Setaceous Hebrew Character
Duitse naam
Schwarzes C
Franse naam
le C noir
Synoniemen
Agrotis c-nigrum, Amathes c-nigrum, Rhyacia c-nigrum, Noctua c-nigrum
Toelichting Nederlandse naam

De vlinder toont een zwarte C bij de voorrand van de voorvleugel.
Zwarte C is ook opgenomen in de Latijnse, de Duitse en in de Franse soortnaam.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Xestia: xestos is opgewreven, glad, naar de glimmende voorvleugels van een aantal soorten in dit genus.
c-nigrum: niger is zwart. Deze soort heeft een zwarte C langs de voorrand van de voorvleugels.

Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

zwartpuntvolgeling
Noctua orbona

boksbaardvlinder
Amphipyra tragopoginis

meldevlinder
Trachea atriplicis

moerasgoudvenstertje
Plusia putnami

bosbesuil
Conistra vaccinii

schijn-nonvlinder
Panthea coenobita

alle soorten uit deze familie