Zeer algemeen. Vóór 1980 is deze soort slechts enkele malen in ons land gesignaleerd. Sinds 1987 een gewone soort met name in Noord-Brabant en het aangrenzende deel van Limburg. Vanaf 1996 heeft de soort zich steeds verder uitgebreid; voortplanting is inmiddels waargenomen in de meeste provincies. Zwervende mannetjes kunnen in het verspreidingsgebied nagenoeg overal worden aangetroffen; ook buiten het voortplantingsgebied in noordelijke en westelijke richting worden geregeld zwervende mannetjes aangetroffen. Het aantal exemplaren fluctueert sterk van jaar tot jaar. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: ♂ 14-16 mm, ♀ 16-17 mm. Op de bruinachtige geelgrijze voorvleugel bevinden zich enkele zwartachtige, naar binnen toe versmallende dwarslijnen en een kleine onduidelijke middenstip in de vorm van een komma. De vleugelwortel is altijd opvallend lichter gekleurd. De dwarslijnen en banden op de voorvleugel variëren sterk in kleur en intensiteit.
Tot 23 mm; lichaam overdekt met lange, witachtige haren, die op roodachtige wratten staan ingeplant; kleur van de lijn boven de spiracila blauwachtig grijs, daaronder groenachtig grijs; de segmenten vier tot twaalf hebben elk een fluweelachtige zwarte vlek op de rugzijde; kop zwartachtig bruin. De haren veroorzaken een bijzonder onaangename uitslag.
Bij de grijsbandspinner is de middenband meestal donkerder van kleur dan de grondkleur van de vlinder. De binnenste en buitenste dwarslijn lopen ook hoekiger dan bij de eikenprocessierups en lopen naar het lijf toe niet naar elkaar toe.
grijsbandspinner
Trichiura crataegi
NOTODONTIDAE: Thaumetopoeinae
Let op alle andere harige soorten. Soorten waar de rups vaak mee wordt verward is de plakker (Lymantria dispar) die ook algemeen op eiken voorkomt.
plakker
Lymantria dispar
NOTODONTIDAE: Thaumetopoeinae
Begin juli-begin september in één generatie. Vooral de mannetjes komen op licht.
Rups: mei-juni, soms vanaf half april en soms tot begin juli, afhankelijk van de temperatuur in het vroege voorjaar. De soort overwintert als ei.
De poppen bevinden zich in nesten tegen de stam aan. Soms zitten deze nesten ook op dikkere zijtakken.
De eipakketjes worden aan de uiteinde van de takken afgezet, voornamelijk bovenin de boomkroon. Het eipakket wordt afgedekt met de haren van het achterlijf van het vrouwtje. Een vrouwtje kan in totaal ongeveer 250-300 eitjes afzetten.
De rupsen komen uit de eitjes wanneer de knoppen van de eiken op uitkomen staan. De gehele rupsenperiode leven de rupsen als groep bij elkaar, waar ze ook hun naar aan danken. De rups ondergaat vijf vervellingen voordat hij verpopt. In het eerste rupsenstadia heeft de rups al haren, maar dit zijn geen brandharen. Die komen pas vanaf het derde rupsenstadium en zijn slechts een paar milimeter groot.
Voornamelijk de inheemse zomer- en wintereik
Eikenbossen en -lanen; soms ook tuinen.
Zeer algemeen. Vóór 1980 is deze soort slechts enkele malen in ons land gesignaleerd. Sinds 1987 een gewone soort met name in Noord-Brabant en het aangrenzende deel van Limburg. Vanaf 1996 heeft de soort zich steeds verder uitgebreid; voortplanting is inmiddels waargenomen in de meeste provincies. Zwervende mannetjes kunnen in het verspreidingsgebied nagenoeg overal worden aangetroffen; ook buiten het voortplantingsgebied in noordelijke en westelijke richting worden geregeld zwervende mannetjes aangetroffen. Het aantal exemplaren fluctueert sterk van jaar tot jaar. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in de oostelijke helft van Vlaanderen, zeldzaam in de westelijke. Vooral in Limburg lokaal erg talrijk. Ontbreekt in Wallonië.
Van het Iberisch schiereiland via Zuid- en Midden-Europa oostwaarts tot Zuid-Rusland en Voor-Azië. Niet in noordwest-Europa en niet in Scandinavië, de zuidpunt van Zweden uitgezonderd. Ook niet op enige eilanden van de Middellandse Zee. Volgens Douma-Petridou (1990) van Finland en Scandinavië tot het Iberisch schiereiland en Italië en van Engeland tot de Zwarte Zee.
Eikenprocessierups is een al lang bestaande naam en wordt al gebruikt door Ter Haar in 'Onze vlinders'. Bij Ter Haar is het nog processierups.
De rupsen van deze soort lopen op de waardplant eik als in een processie achter elkaar aan. Meer over Nederlandse namen
Thaumetopoea: een verschrijving van Thaumatopoea; thaumatopoios is als een wonder, naar het verwonderlijke processie-gedrag van de rupsen.
processionea: processio is een opmars, een processie, naar het rupsengedrag.
maantandvlinder
Drymonia ruficornis
beukentandvlinder
Drymonia obliterata
zuidelijke tandvlinder
Drymonia velitaris
kameeltje
Notodonta ziczac
berkenbrandvlerkvlinder
Pheosia gnoma
kroonvogeltje
Ptilodon capucina