Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en verspreid en lokaal op de zandgronden in het binnenland; elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-19 mm. Goed te herkennen aan het netwerk van oplichtende witachtige aders en de lichte, sterk van elkaar af gebogen dwarslijnen. De kleur van de voorvleugel is doorgaans lichtbruin met een paarsachtige glans; soms donkerder grijsachtig bruin.
Zie de splinterstreep (Naenia typica), de gevlekte pijluil (Pachetra sagittigera) en de gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
gelijnde grasuil
Tholera decimalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
gevlekte pijluil
Pachetra sagittigera
NOCTUIDAE: Hadeninae
splinterstreep
Naenia typica
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin mei-half augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere spoorbloem, slangenkruid, valse salie en silene.
Rups: juni-september. De rups foerageert ´s nachts op de onrijpe zaaddozen van de waardplant en verbergt zich overdag in of dicht bij de grond. De soort overwintert als pop in een holletje in de grond.
Vooral zeepkruid; ook blaassilene en gewoon varkensgras.
Vooral duinen, graslanden, steengroeven en spoordijken; ook tuinen.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en verspreid en lokaal op de zandgronden in het binnenland; elders af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam en achteruitgegaan. Vroeger bekend uit alle Belgische provincies behalve West-Vlaanderen; recent enkel gezien in Antwerpen, Luik en Namen.
Het Iberisch schiereiland, noord- en oostwaarts via heel Europa en de gematigde zone tot Oost-Azië. In het zuiden het Middellandse Zeegebied en Voor-Azië, in het noorden Scandinavië zuidelijk van de poolcirkel.
Meerdere leden van de anjerfamilie zijn waardplant voor deze uil.
Het opmerkelijke netwerk van witte lijnen op de donkere voorvleugel is de achtergrond van het toevoegsel gelijnde.
Sideridis: sideros is ijzeren en eidos is (verschijnings-)vorm, naar de roestbruine kleur van de soorten die toen deel uitmaakten van dit genus. Albicolon hoorde daar toen nog niet bij. De naam is een vrije Griekse vertaling van ferruginea, een junior-synoniem van A. circellaris, een van de soorten die Hübner wel in dit genus onder bracht.
reticulata: reticulatus is als een net, verwijzend naar het netachtige patroon dat ontstaat doordat bleke aders de dwarslijnen kruisen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zwartpuntvolgeling
Noctua orbona
brildrager
Egira conspicillaris
tweekleurige heremietuil
Ipimorpha subtusa
komma-uil
Leucania comma
huismoeder
Noctua pronuba
schaaruil
Hada plebeja