grijze stofuil Hoplodrina respersa

Familie
uilen (NOCTUIDAE)
Onderfamilie
Hadeninae / Hoplodrina respersa
Groep
Nachtvlinder die zowel dagactief als nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(moeilijk tot zeer moeilijk te determineren)
Zeldzaamheid

Deze soort is voor het eerst waargenomen in Vijlen in 1984. De laatste jaren wordt de soort lokaal waargenomen in Zuid-Limburg.

Rode lijst
incidenteel

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 14-17 mm. Deze uil heeft brede stompe voorvleugels met een lichte grijsachtige grondkleur en een kenmerkende melkwitte zweem en een donkergrijze bestuiving. Kenmerkend zijn de getande dwarslijnen waarvan vooral de punten van de tanden zichtbaar zijn en zo opvallende enkele of dubbele rijen stippen vormen. Ook de franjelijn bestaat uit stippen. De tekening bevat verder een enigszins donkerder grijze middenschaduw en een lichte, donkergrijs afgezette golflijn. De ring- en niervlek zijn vaak nauwelijks donkerder dan de grondkleur en vallen dan relatief weinig op, de ringvlek mede vanwege het kleine formaat en de niervlek omdat deze grotendeels in de middenschaduw ligt. Ook de lichte omranding is vaag. Soms echter zijn de ringvlek en de niervlek duidelijk donkerder en vallen ze goed op. De kleur van de achtervleugel komt ongeveer overeen met de grondkleur van de voorvleugel, maar kan ook donkerder zijn, en daarbij afsteken tegen de lichtere franje.

Gelijkende soorten vlinder

De gewone stofuil (H. octogenaria), de egale stofuil (H. blanda), de twijfelstofuil (H. superstes) en de zuidelijke stofuil (H. ambigua) hebben allen een grotere en duidelijk licht omrande ringvlek en niervlek en zijn overwegend bruin van kleur. De morpheusstofuil (Caradrina morpheus) heeft een grotere niervlek zonder enige lichte omranding en een scherp afgegrensde donkere band aan de binnenzijde van de golflijn; ook bestaan de centrale dwarslijnen niet uit dubbele stippenrijen. Dat laatste geldt ook voor de zandstofuil (C. selini) en de huisuil (C. clavipalpis). De laatste heeft bovendien een met witte stipjes omzoomde niervlek en een donkere vleugelzoom met aan de binnenzijde van de golflijn een bruine afzetting. De bleke stofuil (Athetis gluteosa) heeft een (grotendeels) donker omrande niervlek en een tamelijk recht verlopende golflijn.

zandstofuil
Caradrina selini
NOCTUIDAE: Hadeninae

huisuil
Caradrina clavipalpis
NOCTUIDAE: Hadeninae

bleke stofuil
Athetis gluteosa
NOCTUIDAE: Hadeninae

egale stofuil
Hoplodrina blanda
NOCTUIDAE: Hadeninae

gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
NOCTUIDAE: Hadeninae

zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
NOCTUIDAE: Hadeninae

morpheusstofuil
Caradrina morpheus
NOCTUIDAE: Hadeninae

Vliegtijd en gedrag

Juni-begin augustus in één generatie. De vlinders komen goed op licht en worden overdag soms rustend op bloemen aangetroffen.

Levenscyclus

Rups: in het buitenland najaar-mei. De soort overwintert als rups.

Waardplanten

In het buitenland: diverse lage planten, waaronder zonneroosje, zuring en weegbree.

Habitat

In het buitenland: vooral rots- en steenachtige gebieden met weinig begroeiing.

Zeldzaamheid

Deze soort is voor het eerst waargenomen in Vijlen in 1984. De laatste jaren wordt de soort lokaal waargenomen in Zuid-Limburg.

België

In Vlaanderen zeer zeldzaam: één recente waarneming in Zuid-Oost-Limburg. In Wallonië zeldzaam maar wijdverbreid in de Naamse kalkstreek en de Hoge Ardennen.

Mondiaal

Zuid-, Midden-en Oost-Europa, Oekraïne, de Krim, Klein-Azië en het hoogland van Armenië. In Europa naar het zuiden tot het noorden van het Iberisch schiereiland, Zuid-Italië, Sicilië en Midden-Griekenland. Naar het noorden tot België, Sleeswijk-Holstein, Denemarken en langs de kust tot de Baltische staten; in Rusland tot Peterburg en Moskou. In het zuidelijk deel van het areaal alleen in de bergen en noordelijk van het middengebergte slechts zeer lokaal.

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Duitse naam
Graue Felsflur-Staubeule
Franse naam
la Noctuelle arrosée
Synoniemen
Caradrina respersa
Toelichting Nederlandse naam

Stofuilen hebben een vale zandkleur. De vleugelschubben laten makkelijk los en na het vastpakken van de vlinder blijft een stofvlekje op de vingers achter.
Deze stofuil is helemaal grijs (met zwarte puntjes).

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Hoplodrina: hoplon is een wapen en het achtervoegsel -drina geeft aan dat er nauwe relatie is met het genus Caradrina. Alleen het genitaal 'wapen' verschilt.

Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta

grauwe grasuil
Apamea remissa

absintmonnik
Cucullia absinthii

donker brandnetelkapje
Abrostola triplasia

spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea

geoogde w-uil
Lacanobia contigua

alle soorten uit deze familie