Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor; in de noordoostelijke provincies slechts af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De vrij smalle voorvleugel van deze uil heeft een lichte tot donkere bruinachtig grijze kleur en een ruw aandoend uiterlijk. Langs de voorrand zijn drie of vier zwarte vlekjes zichtbaar. De ringvlek is meestal klein en valt soms nauwelijks op. Van de smalle, vrij kromme niervlek is vooral de binnenste lob opvallend zwartachtig gekleurd; de rest van de niervlek is meer geelbruin van kleur. Kenmerkend zijn de witte puntjes langs de randen van de niervlek, die soms echter nauwelijks zichtbaar zijn. De vleugelzoom is opvallend donker gekleurd door de grijze zoom langs de buitenzijde van de lichte golflijn en de brede bruine, soms sterk getande afzetting aan de binnenzijde van de golflijn. De achtervleugel is wit of grijsachtig wit met een zwakke parelglans en een bruinachtig grijze franjelijn, waarvan de kleur zich ook langs de aders uitstrekt.
De gewone stofuil (Hoplodrina octogenaria), de egale stofuil (Hoplodrina blanda) en de zuidelijke stofuil (Hoplodrina ambigua) hebben geen zwarte vlekjes langs de voorrand van de voorvleugel en geen witte vlekjes naast de niervlek; bovendien is de vleugelzoom niet opvallend donker gekleurd. De zandstofuil (C. selini) heeft een egaler grijze voorvleugel met een donkere achterrand en een minder spitse vleugelpunt; de dwarsbanden zijn onopvallend. Zie ook de florida-uil (Spodoptera exigua), de moerasspirea-uil (Athetis pallustris), de vale stofuil (Athetis hospes), de grijze stofuil (H. respersa) en de kadeni-stofuil (C. kadenii).
zandstofuil
Caradrina selini
NOCTUIDAE: Hadeninae
moerasspirea-uil
Athetis pallustris
NOCTUIDAE: Hadeninae
grijze stofuil
Hoplodrina respersa
NOCTUIDAE: Hadeninae
florida-uil
Spodoptera exigua
NOCTUIDAE: Hadeninae
egale stofuil
Hoplodrina blanda
NOCTUIDAE: Hadeninae
gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
NOCTUIDAE: Hadeninae
zuidelijke stofuil
Hoplodrina ambigua
NOCTUIDAE: Hadeninae
vale stofuil
Athetis hospes
NOCTUIDAE: Hadeninae
kadeni-stofuil
Caradrina kadenii
NOCTUIDAE: Hadeninae
Morpheusstofuil (Caradrina morpheus) en puta-uil (Agrotis puta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
morpheusstofuil
Caradrina morpheus
NOCTUIDAE: Hadeninae
puta-uil
Agrotis puta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half april-half oktober in waarschijnlijk twee generaties; er zijn ook enkele waarnemingen bekend uit de wintermaanden. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen; ook binnenshuis aan te treffen.
Rups: juni-april. De soort overwintert als rups in een cocon in de grond en verpopt zich daarin in het voorjaar.
Diverse grassen en weegbree.
Graslanden, landbouwgebieden en tuinen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor; in de noordoostelijke provincies slechts af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
Verbreid in heel Europa, in Scandinavië en Rusland soms tot boven de poolcirkel. Het dier dat werd gerapporteerd van IJsland in 1890 is bijna zeker geïmporteerd geweest (Wolf, 1971). In Noord-Afrika tot de zuidrand van de Sahara (van Mauretanië tot Sudan). Naar het oosten het Arabisch schiereiland, Iran, Pakistan, Afganistan en Mongolië.
De rups zou in huizen schadelijk (geweest) zijn op wollen stoffen.
clavipalpis: clavus is een knots, een knuppel en palpus is de labiale palp: segment 2 van deze palp is dicht bedekt met schubben, bijna segment 3 omvattend en de apex van segment 2 en het hele segment 3 is wit en opvallend.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
graswortelvlinder
Apamea monoglypha
volgeling
Noctua comes
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
gelijnde silene-uil
Sideridis reticulata
witband-silene-uil
Hadena compta
grauwe monnik
Cucullia umbratica