Zeldzaam. Een soort die vooral wordt waargenomen in de duinen; elders slechts af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze uil heeft een zandkleurig bruine voorvleugel met een donkere middenband, waarin de niervlek als een donkere vlek is opgenomen. Langs de binnenzijde van de golflijn bevindt zich een donkere schaduw, die zich bij de binnenrand vaak uitstrekt tot aan de middenband. Langs de voorrand bevindt zich een donkere vlek aan het uiteinde van de golflijn.
Tot 42 mm; lichaam zeer variabel in kleur van verschillende tinten groen tot roodachtig bruin, rozeachtig of purperachtig; gewoonlijk met een fijne tekening van gele spikkels en streepjes; over de rug twee gele lengtestrepen en over de spiracula een gele lengteband, die langs de onderrand een witte zoom heeft; kop lichtgroen of bruin met zwarte stipjes.
De heidedaguil (H. maritima) heeft in het wortelveld een donkere schouderstreep en de binnenrand van de donkere middenband is dieper geknikt; bovendien heeft deze soort een voorkeur voor heidegebieden. Zie ook de beschrijving van de kenmerken van de gouden daguil (Synthymia fixa).
heidedaguil
Heliothis maritima
NOCTUIDAE: Heliothinae
gouden daguil
Synthymia fixa
NOCTUIDAE: Heliothinae
Katoendaguil (Helicoverpa armigera), oranje o-vlinder (Pyrrhia umbra), heidedaguil (Heliothis maritima) en vlekdaguil (Heliothis peltigera).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
oranje o-vlinder
Pyrrhia umbra
NOCTUIDAE: Heliothinae
heidedaguil
Heliothis maritima
NOCTUIDAE: Heliothinae
katoendaguil
Helicoverpa armigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
vlekdaguil
Heliothis peltigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
Half mei-eind augustus in twee generaties. De vlinders vliegen overdag bij zonnig weer en bezoeken bloemen van onder andere slangenkruid en klaver; ze schieten vaak snel van de ene bloem naar de andere. De vlinders zijn ook ´s nachts actief en komen op licht.
Rups: juli-oktober. De rups leeft op de bloemen en de onrijpe zaden van de waardplant. De soort overwintert als pop in een losse cocon op of in de grond.
Allerlei kruidachtige planten, waaronder stalkruid, vlasbekje, silene, peen, klein streepzaad, wilde cichorei, rode klaver en knoopkruid.
Vooral graslanden en braakliggende akkers.
Zeldzaam. Een soort die vooral wordt waargenomen in de duinen; elders slechts af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
Beperkt tot Wallonië. Zeer zeldzaam en zeer lokaal in de Gaume. Uit de kalkstreek ontbreken recente waarnemingen
Van Noordwest-Afrika en de Canarische eilanden via heel Europa en grote delen van Azië tot Japan, Korea, Sachalin en naar het zuiden tot Kasjmir en Burma. In Scandinavië vooral als trekker maar in Zuid-Engeland, Zuid-Zweden en Denemarken als standvlinder.
De daguilen kunnen overdag vliegend worden aangetroffen.
De soorten Heliothis viriplaca en Heliothis maritima zijn moeilijk uit elkaar te houden. Deze soort is lichter van kleur.
Heliothis: heliotes is van de zon; naar het dagactieve gedrag van de soorten in dit genus.
viriplaca: Viriplaca is de naam van een Romeinse god die ging over de vrede tussen families en die die moeilijke mensen (viri) suste. Verder is er geen enthomologische betekenis.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
vlasbekuiltje
Calophasia lunula
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
schijn-gamma-uil
Syngrapha interrogationis
geoogde worteluil
Agrotis clavis
zuringuil
Acronicta rumicis