Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De voorvleugel van deze stevig gebouwde uil heeft een vrijwel rechte voorrand en een duidelijk afstekende, weinig variabele tekening. De grondkleur van het wortelveld en het middenveld is oranje of oranjegeel (soms oranjebruin); het zoomveld en de franje zijn rozeachtig bruin. De donkere, licht gebogen, diagonaal lopende buitenste dwarslijn vormt de scheiding tussen deze beide delen van de voorvleugel. Hoewel de mate van contrast enigszins variabel is, is deze tweedeling altijd aanwezig. Op de vleugel zijn verder een roodachtige eerste, binnenste en middelste dwarslijn te zien; de binnenste is opvallend getand. De ringvlek en de niervlek hebben dezelfde kleur als de ondergrond, maar zijn roodachtig omlijnd. Ook de roodachtige aders en de onregelmatige golflijn zijn duidelijk zichtbaar. De achtervleugel is geelachtig met een brede zwartachtige band in het zoomveld en een grote donkere, diffuse halvemaanvormige vlek.
Tot 37 mm; lichaam zeer variabel in kleur van groen tot bruin, roze, grijs of zwartachtig; over de rug meestal een donkere middenstreep met aan weerszijden een lichtere lengtestreep; onder de lijn van de spiracula een witte of gele lengtestreep; kop lichtgroen of bruin.
Zie de goudgele boorder (Gortyna flavago).
goudgele boorder
Gortyna flavago
NOCTUIDAE: Heliothinae
Katoendaguil (Helicoverpa armigera), lichte daguil (Heliothis viriplaca), heidedaguil (Heliothis maritima) en vlekdaguil (Heliothis peltigera).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
lichte daguil
Heliothis viriplaca
NOCTUIDAE: Heliothinae
heidedaguil
Heliothis maritima
NOCTUIDAE: Heliothinae
vlekdaguil
Heliothis peltigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
katoendaguil
Helicoverpa armigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
Eind mei-half september in één generatie. De vlinders vliegen vooral vanaf de schemering, maar zijn soms ook overdag actief. Ze komen op licht en in mindere mate op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-augustus. De rups leeft van de bloemen en de vruchten van enkele kruidachtige planten en van de bladeren van enkele loofbomen. De soort overwintert als pop in de grond.
Stalkruid, wilgenroosje, walstro en zeepostelein; ook diverse loofbomen zoals zwarte els en wilg.
Graslanden, duinen en open bossen.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeldzaam, maar wijdverbreid, met concentraties aan vindplaatsen in de kuststreek, Antwerpen en Limburg. In Wallonië recente waarnemingen uit alle provincies behalve Henegouwen, maar vooral in de Viroinvallei en de Gaume gezien.
Bijna in heel Europa, van Zuid-Spanje en Sicilië tot Zuid-Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Midden-Finland. Via Klein- en Voor-Azië tot Iran, Afganistan, Pakistan en Nepal; ook Centraal-Azië tot Japan.
Oranje o-vlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De oranje ringvlek is keurig rond en duidelijk aanwezig in het eveneens oranje vleugelveld.
Pyrrhia: purrhos is met de kleur van een vlam, naar de oranjebruine grondkleur van de soorten die Hübner in dit genus bij elkaar bracht.
umbra: umbra is een schaduw, naar de terminale schaduw op de achtervleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zilvervenster
Autographa bractea
witvlek-silene-uil
Hadena albimacula
boksbaardvlinder
Amphipyra tragopoginis
diana-uil
Griposia aprilina
hazelaaruil
Colocasia coryli
gelijnde grasuil
Tholera decimalis