Zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die verspreid over het land kan worden waargenomen; de aantallen wisselen van jaar tot jaar. 2015 en 2022 waren influxjaren waarin de soort bovengemiddeld veel werd gezien.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De grondkleur van deze uil varieert van strokleurig geel tot geelachtig bruin; vaak zijn in het voorjaar vooral lichte en in het najaar vooral donkere exemplaren te zien. Kenmerkend is de diffuse bruine vlek langs de voorrand die één geheel lijkt te vormen met de grijze niervlek. Langs de voorrand bevindt zich bovendien een donkere, min of meer driehoekige vlek aan het uiteinde van de golflijn en een donker vlekje aan het uiteinde van de binnenste dwarslijn. Tussen de buitenste dwarslijn en de golflijn bevindt zich doorgaans een donkerdere band. In de binnenrandhoek ligt een kenmerkende zwarte stip. De achtervleugel is licht grijsachtig bruin met een brede donkerbruine of zwarte zoom, waarin vaak een witte vlek ligt.
Tot 38 mm; lichaam varieert sterk in kleur van groen tot bruin of purper, gewoonlijk met over de rug een donkere middenstreep met aan weerszijden daarvan lichtere lengtestrepen; onder de lijn van de kleine, zwartgerande spiracula een gele of witte lengtestreep; kop groen of bruin.
Afgevlogen exemplaren kunnen gemakkelijk worden verward met de bleke daguil (H. nubigera); deze heeft echter, op ongeveer eenderde afstand vanaf de voorrand, een opvallende knik in de golflijn, waardoor aan de buitenzijde van de donkere band in het zoomveld een opvallende uitsparing zichtbaar is. Zie ook de katoendaguil (Helicoverpa armigera).
bleke daguil
Heliothis nubigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
katoendaguil
Helicoverpa armigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
Katoendaguil (Helicoverpa armigera), oranje o-vlinder (Pyrrhia umbra), lichte daguil (Heliothis viriplaca) en heidedaguil (Heliothis maritima).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
lichte daguil
Heliothis viriplaca
NOCTUIDAE: Heliothinae
heidedaguil
Heliothis maritima
NOCTUIDAE: Heliothinae
katoendaguil
Helicoverpa armigera
NOCTUIDAE: Heliothinae
oranje o-vlinder
Pyrrhia umbra
NOCTUIDAE: Heliothinae
Deze trekvlinder kan worden waargenomen tussen mei en september, met de hoogste aantallen in de eerste helft van augustus.
Rups: juni-oktober. De rups leeft vooral op de bloemen van de waardplant. De soort is niet in staat om in Nederland te overwinteren.
Stalkruid, donderkruid en kleverig kruiskruid; in tuinen ook afrikaantjes.
Deze trekvlinder kan op verschillende plaatsen worden waargenomen.
Zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die verspreid over het land kan worden waargenomen; de aantallen wisselen van jaar tot jaar. 2015 en 2022 waren influxjaren waarin de soort bovengemiddeld veel werd gezien.
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder die niet jaarlijks wordt waargenomen.
Wijdverbreid en in grote aantallen in het hele Middellandse Zeegebied en in Afrika naar het zuiden tot Sudan en Eritrea. In Europa alleen standvlinder bij de Middellandse Zee en als tamelijk regelmatige trekker tot Noord-Engeland en Scandinavië.
De daguilen kunnen overdag vliegend worden aangetroffen.
Deze daguil heeft grote donkere niervlekken op een lichte grondkleur.
Heliothis: heliotes is van de zon; naar het dagactieve gedrag van de soorten in dit genus.
peltigera: pelta is een klein, licht en meestal halfcirkelvormig schild en gero is dragen, naar de vorm van de niervlek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
geelbruine vlekuil
Amphipoea fucosa
kuifvlinder
Cucullia verbasci
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
roestuil
Mniotype satura
gerande marmeruil
Polia hepatica