Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De voorvleugel is vrij breed en heeft een licht gebogen voorrand. De grondkleur is warm roodachtig bruin met een variabele hoeveelheid fijne lichtbruine en witachtige spikkels; sommige exemplaren zijn meer grijsachtig bruin. Net als bij een aantal andere Lacanobia-soorten bevindt zich in het wortelveld een lichte vlek; soms is het vrouwtje tamelijk donker en valt deze vlek minder goed op. In het middenveld is de binnenrand van de langgerekte tapvlek doorgaans zichtbaar als een vrij brede zwarte balk (soms een dunne lijn), die de binnenste en de buitenste dwarslijn met elkaar verbindt; de buitenrand van de tapvlek is vaak zichtbaar als een dunnere vertakking van deze zwarte balk.
De grauwe grasuil (Apamea remissa) heeft een minder helder afstekende lichte W in de golflijn en mist de lichte vlek in het wortelveld. Bij de geoogde w-uil (L. contigua) vormen een aantal witte en lichte vlekken op de gesloten voorvleugels samen een witachtige V. Zie ook de brede-w-uil (L. w-latinum), de variabele w-uil (L. suasa) en de adusta-uil (Mniotype adusta).
adusta-uil
Mniotype adusta
NOCTUIDAE: Hadeninae
brede-w-uil
Lacanobia w-latinum
NOCTUIDAE: Hadeninae
geoogde w-uil
Lacanobia contigua
NOCTUIDAE: Hadeninae
grauwe grasuil
Apamea remissa
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele w-uil
Lacanobia suasa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin mei-eind september in twee generaties; de tweede generatie is partieel en niet elk jaar aanwezig. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-september. De rups foerageert ´s nachts. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Allerlei houtige planten en loofbomen, waaronder eik, berk, meidoorn, brem, appel, wilg, ratelpopulier, braam en kamperfoelie.
Bossen, struwelen, heiden en moerasachtige gebieden; soms tuinen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in heel Vlaanderen. Wijdverbreid, maar waargenomen in lage aantallen. In Wallonië vrij zeldzaam, maar wijdverbreid.
Van Spanje via West- en Midden-Europa tot in Scandinavië, naar het oosten via de gematigde zone tot de Altaj. Opgaven uit nog oostelijker gebieden hebben volgens Behounek (1992) betrekking op L. contrastata (Bryk, 1942) en op L. mongolica (Behounel, 1992). Naar het zuiden tot het Middellandse Zeegebied, Klein-Azië en de Zwarte Zee.
De w-uilen zijn Lacanobia-soorten en hebben tegen de achterrand van de voorvleugel een duidelijke w.
Bij deze soort is de w heel goed herkenbaar.
Lacanobia: een foute schrijfwijze van lachanobia; lakhana is groenten en bioo is leven. Het oorspronkelijke genus was uitgebreider en omvatte ook een aantal groente-eters, zoals M. brassicae.
thalassina: thalassinus is gekleurd als de zee, zeegroen of zoals de zee, mogelijk wijzend op de golvende subterminale lijn.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
witvlek-silene-uil
Hadena albimacula
tandjesuil
Sideridis turbida
akkerwinde-uil
Tyta luctuosa
graswortelvlinder
Apamea monoglypha
lichte daguil
Heliothis viriplaca
bleke stofuil
Athetis gluteosa