Vrij zeldzaam. Komt lokaal en verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 17-21 mm. Heeft op de lange grijs- of soms geelachtig bruine voorvleugel doorgaans een opvallende dubbele, onregelmatig gegolfde binnenste dwarslijn. De buitenste dwarslijn bestaat uit een dubbele rij vlekjes waarvan de buitenste getand zijn. De meer of minder donker gerande ringvlek is doorgaans iets lichter dan de grondkleur. Van de niervlek is het uiteinde van de binnenste lob doorgaans donker gevuld. Tussen de ringvlek en de niervlek is vaak een donker vlakje aanwezig. De achtervleugel is grijsachtig bruin met een donker lijntje langs de achterrand en lichte franje.
De donkere aarduil (Spaelotis ravida) is egaler bruinachtig grijs, mist de stippen in het zoomveld en heeft bovendien meestal een zwarte streep in het wortelveld. De zeer zeldzame grote bruine grasuil (R. lucipeta) vertoont ook gelijkenis.
grote bruine grasuil
Rhyacia lucipeta
NOCTUIDAE: Noctuinae
donkere aarduil
Spaelotis ravida
NOCTUIDAE: Noctuinae
Huismoeder (Noctua pronuba), zwartpuntvolgeling (Noctua orbona), variabele breedvleugeluil (Diarsia mendica) en vierkantvlekuil (Xestia xanthographa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
NOCTUIDAE: Noctuinae
zwartpuntvolgeling
Noctua orbona
NOCTUIDAE: Noctuinae
vierkantvlekuil
Xestia xanthographa
NOCTUIDAE: Noctuinae
huismoeder
Noctua pronuba
NOCTUIDAE: Noctuinae
Begin juni-half oktober in één generatie. De vlinders komen uit, vliegen een korte periode en zoeken dan een plek om te overzomeren (aestivatie) in bijvoorbeeld een schuur, tunnel, grot of groeve. Ze bezoeken bloemen van onder andere spoorbloem en vlinderstruik en komen zowel op licht als op smeer; ze worden ook wel binnenshuis aangetroffen.
Rups: september-april. De soort overwintert als rups en verpopt zich in het voorjaar onder de grond.
Diverse kruidachtige planten en grassen.
Ruige graslanden, wilde tuinen, struwelen en open bossen.
Vrij zeldzaam. Komt lokaal en verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Zeer zeldzaam. Vroeger waargenomen in alle provincies, jarenlang verdwenen, maar recent weer gesignaleerd in West-en Oost-Vlaanderen.
Noordwest-Afrika, grote delen van Europa, Voor- en Midden-Azië. Naar het noorden tot de Orkney- en de Shetland-eilanden en Zuid-Scandinavië. In Midden- en Zuid-Europa een verspreiding met hiaten. Turkije, Kaukasus, Siberië. Van de verbreiding in Azië is nog te weinig bekend i.v.m. de begrenzing van de tegenwoordig zelfstandige soort R. arenacea (Hampson, 1907).
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De grondkleur van deze grasuil is altijd een bruintint.
Rhyacia: rhuax is een stroom, een beek, naar de getande lijnen op de voorvleugel die Hübner aan stromend water deed denken, een thema dat hij frequent gebruikte bij de spanners.
simulans: simulans is voorgeven, doen alsof; mogelijk heeft dit betrekking op het gedrag van de vlinder tijdens de overzomering in augustus: hij doet dan alsof hij dood is. Hufnagel kan dit verschijnsel best hebben opgemerkt.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gewone worteluil
Agrotis exclamationis
gelijnde silene-uil
Sideridis reticulata
witband-silene-uil
Hadena compta
variabele silene-uil
Hadena perplexa
geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta
vale duinrietboorder
Photedes extrema