Zeldzaam. Komt op Terschelling nog in redelijke aantallen voor; elders zeer schaars of ontbrekend. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-19 mm. Karakteristiek is de tamelijk lichtgrijze (soms donkerder) voorvleugel en de duidelijke zigzaggende golflijn. De kleine zwarte middenstip is meestal druppelvormig en bevindt zich doorgaans ongeveer halverwege de binnenste en de buitenste dwarslijn. Al deze kenmerken zijn variabel.
Tot 25 mm; lichaam gerimpeld en vrij dik, bleek okerkleurig, boven de spiracula met variabele grijsachtig bruine lengtestrepen, die soms een groene zweem vertonen; over de onderzijde twee donkere lengtestrepen; kop licht ingesneden, licht okerkleurig met donkergrijze stipjes. De noordelijke vormen van de rupsen zijn gewoonlijk donkerder.
De late bremspanner (S. luridata) heeft over het algemeen een donkerder voorvleugel; de kleinere en rondere middenstip ligt doorgaans iets dichter bij de binnenste dwarslijn dan bij de buitenste. In moeilijke gevallen kan de vliegtijd soms helpen bij de determinatie, maar de vliegtijden van beide soorten kunnen elkaar overlappen en er zijn verschillen van jaar tot jaar. Ook de vindplaats zou een hulpmiddel kunnen zijn; de late bremspanner stelt namelijk iets minder hoge eisen aan de habitat. Vaak is genitaliënonderzoek nodig voor een zekere determinatie. Let ook op afgevlogen exemplaren van de bruine snuituil (Hypena proboscidalis) met afgebroken palpen.
late bremspanner
Scotopteryx luridata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bruine snuituil
Hypena proboscidalis
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Bruinbandspanner (Scotopteryx chenopodiata), klaverbandspanner (Scotopteryx bipunctaria), late bremspanner (Scotopteryx luridata) en bruine bosrankspanner (Horisme vitalbata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
late bremspanner
Scotopteryx luridata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
klaverbandspanner
Scotopteryx bipunctaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bruinbandspanner
Scotopteryx chenopodiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bruine bosrankspanner
Horisme vitalbata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Begin mei-eind juni in één generatie. De vlinders zijn overdag gemakkelijk op te jagen van de waardplant en komen op licht.
Rups: augustus-maart. De soort overwintert als rups op de waardplant, maar verlaat op zachte winterdagen soms zijn schuilplaats om te foerageren. De verpopping vindt meestal plaats in de strooisellaag.
Brem en gaspeldoorn.
Vooral zure en natte heiden; soms ruige graslanden en andere struikachtige plaatsen.
Zeldzaam. Komt op Terschelling nog in redelijke aantallen voor; elders zeer schaars of ontbrekend. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen; slechts enkele recente vindplaatsen in de Limburgse Kempen. In Wallonië algemener en wijdverbreid in Luik, Luxemburg en Namen.
De meeste Europese landen maar niet in Finland, Noorwegen en de Baltische staten in het noorden en niet in Griekenland, Kreta, Corsica, Sardinië, Sicilië en Malta in het zuiden (Múller 1996). Naar het oosten Wit-Rusland, de Oekraïne, Moldavië, Europees Rusland en de Oeral, in het zuiden de Kaukasus, Georgië, Armenië en Azerbaidzjan tot Turkije (Viidalepp 1996).
Een belangrijke waarplant van deze spanner is brem.
Deze Scotopteryx mucronata vliegt eerder dan Scotopteryx luridata.
Scotopteryx: skotos is duisternis en pteron is vleugel; wijzend op de donkere tekening op de vleugels van een aantal soorten, vooral de mediane band.
mucronata: mucronatus is gepunt, slaande op de scherpe punt van de voorvleugelapex.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
walstrobandspanner
Epirrhoe galiata
bijvoetdwergspanner
Eupithecia innotata
vlasbekdwergspanner
Eupithecia linariata
meldedwergspanner
Eupithecia simpliciata
perentak
Phigalia pilosaria
gerimpelde spanner
Macaria liturata